Twents Carmel College

L'article partitif │ het delend lidwoord

Programme d'aujourd'hui
  • Grammaire - Les articles 
  • Black M (exercice 37a)
  •  Exercices 37b et c
Je weet wanneer je een delend lidwoord moet gebruiken 
Je kent de uitzonderingen.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2-5

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Programme d'aujourd'hui
  • Grammaire - Les articles 
  • Black M (exercice 37a)
  •  Exercices 37b et c
Je weet wanneer je een delend lidwoord moet gebruiken 
Je kent de uitzonderingen.

Slide 1 - Slide

Wat zijn de Franse lidwoorden?

Slide 2 - Mind map

Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
l'
des
les
le
un
une
la

Slide 3 - Drag question

Slide 4 - Slide

Wanneer gebruik je het delend lidwoord?

Slide 5 - Mind map

Slide 6 - Slide

Wat zijn de delend lidwoorden in het Frans?

Slide 7 - Mind map

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Waarom is het delend lidwoord vervangt door "de":
Il n'y a plus de café
Nous n'achetons pas de chocolat

Slide 10 - Mind map

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide



'Na een hoeveelheidswoord gebruik je altijd: de of d'.
A
Goed
B
Fout.

Slide 13 - Quiz



'Heb je jam gegeten?'
Kies het juiste antwoord.
A
Tu as mangé de la confiture ?
B
Tu as mangé la confiture ?

Slide 14 - Quiz



'ik ben dol op de hamburgers van MacDonalds'
Kies de juiste vertaling.
A
J'adore les hamburgers de McDo.
B
J'adore des hamburgers de McDo.

Slide 15 - Quiz



'Na een ontkenning krijg je in het frans 'de' of 'd''.

A
Goed
B
Fout.

Slide 16 - Quiz



'Houd je van jam?'
Kies de juiste vertaling.

A
Tu aimes de la confiture?
B
Tu aimes la confiture?

Slide 17 - Quiz



'Op de markt koop ik kaas.'
Kies de juiste vertaling.
A
Au marché, j'achète du fromage.
B
Au marché, j'achète le fromage.

Slide 18 - Quiz



'Ik wil een kilo appels'

Kies de juiste vertaling.
A
Je veux un kilo des pommes.
B
Je veux un kilo de pommes.

Slide 19 - Quiz


Na de werkwoorden aimer, préférer en détester gebruik je altijd het bepaald lidwoord:
le, la of les
A
Goed
B
Fout

Slide 20 - Quiz



'Er is geen olie meer.'
Kies de juiste vertaling.
A
Il n'y a plus d'huile.
B
Il n'y a plus de l'huile.

Slide 21 - Quiz



'Ik heb nog een paar vragen.'
Kies de juiste vertaling.
A
J'ai encore quelques des questions.
B
J'ai encore quelques questions.
C
J'ai encore quelques de la questions.
D
J'ai encore quelles questions.

Slide 22 - Quiz



'Ik werk graag met kinderen'
Kies de juiste vertaling.
A
J'aime travailler avec les enfants.
B
J'aime travailler avec enfants.
C
J'aime travailler avec des enfants.
D
J'aime travailler avec de l'enfants.

Slide 23 - Quiz



'Kunt u mij informatie geven over...'
Kies de juiste vertaling.
A
Pourriez-vous me donner de l'information sur ...
B
Pourriez-vous me donner l'information sur ...
C
Pourriez-vous me donner des information sur ...
D
Pourriez-vous me donner de la information sur ...

Slide 24 - Quiz

Vertaal: Kan ik fietsen huren?

Slide 25 - Open question

Vertaal: Heb ik vrije tijd in het weekend?

Slide 26 - Open question

Vertaal: Jij hebt geluk!

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide