What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Twents Carmel College
Visit the website
‹
Return to search
Oefentoets H1 + H2 taalverzorging 4KBL
Wanneer gebruik je in de Nederlandse taal hoofdletters?
1 / 16
next
Slide 1:
Open question
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 4
This lesson contains
16 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wanneer gebruik je in de Nederlandse taal hoofdletters?
Slide 1 - Open question
Welk citaat is juist geschreven?
A
Hij zei: "Dat hij moe was."
B
Hij zei: "ik ben moe."
C
Hij zei: "Ik ben moe".
D
Hij zei: "Ik ben moe."
Slide 2 - Quiz
Wanneer moet je een komma gebruiken?
A
Na een voegwoord
B
Voor het woordje "en"
C
Tussen twee persoonsvormen
D
Na een zelfstandig naamwoord
Slide 3 - Quiz
In welke zin zijn de hoofdletters correct gebruikt?
A
Ik moet Maandag 1 Augustus naar Ede.
B
Ik moet maandag 1 Augustus naar Ede.
C
Ik moet maandag 1 augustus naar Ede.
D
Ik moet maandag 1 augustus naar ede.
Slide 4 - Quiz
Leg het verschil tussen een persoonsvorm en een voltooid deelwoord uit.
Slide 5 - Open question
Welke letter of welke letters ontbreken er?
Hij vertel__ een spannend verhaal.
A
t
B
d
C
dt
D
td
Slide 6 - Quiz
Welke letter of welke letters ontbreken er?
Hij heeft een spannend verhaal vertel__ .
A
t
B
d
C
dt
D
td
Slide 7 - Quiz
Hoe schrijf je het volgende woord?
De (vergroten) __________ foto.
A
vergrootte
B
vergrote
C
vergrotte
D
vergroote
Slide 8 - Quiz
Wanneer schrijf je in de Nederlandse taal woorden aan elkaar? Geef 3 regels.
Slide 9 - Open question
Welke zin is correct geschreven?
A
Waarom kun je mijn toets niet nakijken?
B
Waar om kun je mijn toets niet nakijken?
C
Waarom kun je mijn toets niet na kijken?
D
Waar om kun je mijn toets niet na kijken?
Slide 10 - Quiz
Welke samenstelling is correct geschreven?
A
auto-ongeluk
B
12 jarige
C
ZuidLimburg
D
Noord-zee
Slide 11 - Quiz
Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en een samengestelde zin?
Slide 12 - Open question
Kun jij je een wereld voorstellen waarin computers niet bestaan?
A
Dit is een enkelvoudige zin.
B
Dit is een samengestelde zin.
Slide 13 - Quiz
Noteer de persoonsvorm(en):
Wilt u de vraag even herhalen, want ik begrijp hem niet goed.
A
wilt, herhalen
B
wilt, begrijp
C
wilt, herhalen, begrijp
D
herhalen, begrijp
Slide 14 - Quiz
Hoe schrijf je de volgende woorden?Volgende maand (worden) ____ mijn abonnement (verlengen) ____ .
A
word, verlengd
B
wordt, verlengd
C
wordt, verlengt
D
word, verlengt
Slide 15 - Quiz
Henk heeft zich aan zijn enkel (blesseren) ____, toen hij gisteren (squashen) _____
A
geblesseert, squashde
B
geblesseerd, squashte
C
geblesseert, squashte
D
geblesseerd, squashde
Slide 16 - Quiz