Examenvraag met tekstbron
Bron: uit het stadsrecht dat op 20 mei 1355 gegeven wordt aan Weesp
Hertog Willem van Beieren, graaf van Holland, van Zeeland, heer van Friesland en opvolger van het graafschap Henegouwen, maakt bekend aan ieder dat wij voor eeuwig gegeven hebben en geven aan onze stad Weesp, voor ons en voor al onze nakomelingen, de hierna beschreven rechten:
- Ten eerste zal de vrijheid van de stad gelden tot de uiterste kant van de grachten, zoals die nu gegraven zijn en van verdedigingswerken voorzien.
(...)
- En van alle boetes uit vechtpartijen zullen wij tweederde deel krijgen en de stad en de schout en schepenen eenderde deel. Van dat eenderde deel is de helft voor de stad en de andere voor de schout en de schepenen in gelijke delen. Maar de boetes bij doodslag,vredebreuk en dergelijke komen ons toe.(...)
- Voorts zal wat binnen de stad Weesp aan misdaden gebeurt, worden berecht door onze schout met de schepenen van de stad. (…)
- Voorts zal elke poorter altijd door de rechtbank van de stad in Weesp berecht worden.
- Voorts zullen zij ons in ons leger dienen zoals zij tot nu toe gedaan hebben.
Ondertekend met het zegel van hertog Willem.