Twents Carmel College

1.3 Budgetteren

1.3 je inkomsten en uitgaven
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3,4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 30 min

Introduction

In deze les leer je wat budgetteren is. Je leert wat een begroting is en welke verschillende soorten inkomsten en uitgaven er zijn. Ook weet je aan het eind van deze les wat het NIBUD is en doet.

Items in this lesson

1.3 je inkomsten en uitgaven

Slide 1 - Slide

Lesdoelen 1.3
  • Je kunt vertellen wat het NIBUD is en doet.
  • Je weet wat een begroting is en kunt uitleggen wat budgetteren is.
  • Je kunt de verschillende inkomensvormen benoemen en voorbeelden geven.
  • Je kunt verschillende soorten uitgaven benoemen en voorbeelden geven.
  • Je weet wat reserveren is en kunt een reservering berekenen.

Slide 2 - Slide

NIBUD
Nationaal 
Instituut 
BUDgetvoorlichting

Slide 3 - Slide

Kijk eens rond op de pagina voor jongeren van het NIBUD.

Slide 4 - Slide

Noem drie dingen die je kunt vinden op de website van het NIBUD die voor jou belangrijk zijn.

Slide 5 - Open question

2

Slide 6 - Video

02:12
Binnen de economie heb je ... soorten inkomensvormen.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

03:00
Sleep de afbeeldingen naar het bijbehorende begrip.
dagelijkse uitgaven
vaste lasten
incidentele uitgaven

Slide 8 - Drag question

Begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.

Slide 9 - Slide

Budgetteren
Uitgaven afstemmen op de inkomsten.

Het Nibud adviseert je uitgaven in drie groepen te verdelen:
  • dagelijkse uitgaven
  • vaste lasten
  • incidentele uitgaven

Slide 10 - Slide

huishoudelijke uitgaven: uitgaven voor de dingen in je huishouden die je (vrijwel) dagelijks gebruikt
Soorten uitgaven
Waar geef je je geld aan uit?
vaste lasten:
de uitgaven die je met een vaste regelmaat moet betalen

incidentele uitgaven:
meestal grote uitgaven die je niet zo vaak doet en niet met een vaste regelmaat

Slide 11 - Slide

Inkomensvormen
  • Inkomen uit arbeid (loon, salaris)
  • Inkomen uit bezit (rente, huur, pacht)
  • Overdrachtsinkomen (uitkering, zakgeld, kinderbijslag)

Inkomen uit arbeid en bezit = tegenprestatie
Inkomensoverdracht = geen tegenprestatie

Slide 12 - Slide

Reserveren
Reservering per maand                        = Bedrag dat je nodig hebt
                                                                                      aantal maanden

Voorbeeld:
Sophie wil over twee jaar een scooter van € 1.800 kopen.
Hoeveel moet ze per maand reserveren?
€ 1.800 : 24 = € 75 per maand reververen.

Slide 13 - Slide

Geld reserveren. Tom wil over 3 jaar een nieuwe laptop kopen. De Laptop kost Tom € 500. Hoeveel geld moet Tom per maand reserveren?

Slide 14 - Open question

Wat is budgetteren?
A
een begroting maken
B
een (financieel) plan maken
C
geld sparen
D
geld uitgeven

Slide 15 - Quiz

Noem de 3 inkomensvormen:

Slide 16 - Open question

Benzine tanken hoort bij de ...
A
huishoudelijke uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste lasten.
D
wekelijkse uitgaven.

Slide 17 - Quiz

Als je geld uitgeeft voor het abonnement van je telefoon zijn dat ...
A
dagelijkse uitgaven.
B
incidentele uitgaven.
C
vaste uitgaven.
D
vaste lasten.

Slide 18 - Quiz

Bart wil over een jaar een fiets van € 1.000 kopen.
Hoeveel moet hij per maand reserveren?

Slide 19 - Open question

Extra uitleg

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video