1.
Raad je het goede nummer?
2. De docent wordt altijd blij van deze klas!
3. Jij houdt toch ook zo van spelling?
4. Je gelooft toch niet dat iedereen zo'n leuke docent heeft?
5. Wij hebben altijd in jou geloofd!
6. Maandag strijdt ons schoolteam om het kampioenschap.