Vester College
De onderwijsspecialisten

Spelling persoonsvorm in de vt

DOEL

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN

DE VERLEDEN TIJD

- je herkent zwakke en sterke werkwoorden

- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

- je kunt de persoonsvorm in de vt goed spellen

1 / 25
next
Slide 1: Slide
Steunles spellingMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

DOEL

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN

DE VERLEDEN TIJD

- je herkent zwakke en sterke werkwoorden

- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

- je kunt de persoonsvorm in de vt goed spellen

Slide 1 - Slide

WERKWOORDSPELLING

in de vorige les leerde je


- de persoonsvorm in de

tegenwoordige tijd goed schrijven

Slide 2 - Slide

Welke regel hoort erbij?

Ik VIND chocolade erg lekker

A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord

Slide 3 - Quiz

Welke regel hoort erbij?

Wij BEGRIJPEN de vraag niet

A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord

Slide 4 - Quiz

Welke regel hoort erbij?

Jij SNAPT het wel

A
stam
B
stam + t
C
hele werkwoord

Slide 5 - Quiz

PERSOONSVORM

in de

VERLEDEN TIJD



ZWAKKE WERKWOORDEN

Slide 6 - Slide

ZWAKKE en STERKE

werkwoorden


Wat is het verschil?

Slide 7 - Slide

STERKE

werkwoorden


hebben de KRACHT om in de verleden tijd van klank te veranderen

Slide 8 - Slide

REGELS verleden tijd

bij sterke werkwoorden


In het enkelvoud: schrijf op zoals het klinkt


In het meervoud: schrijf op zoals het klinkt

Slide 9 - Slide

VOORBEELD

STERKE WERKWOORDEN


kopen : ik koop - ik kocht

lopen : ik loop - ik liep

geven : wij geven - wij gaven

kruipen : zij kruipen - zij kropen

Slide 10 - Slide

ZWAKKE

werkwoorden


de klank blijft in de verleden tijd hetzelfde

Slide 11 - Slide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


In het enkelvoud: stam + te / stam + de


In het meervoud: stam + ten / stam + den

Slide 12 - Slide

REGELS verleden tijd

bij zwakke werkwoorden


- Vaak hoor je of je stam + te(n) of stam + de(n)

moet gebruiken

- Gebruik een ezelsbruggetje als je

het niet (zeker) weet

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Is
VERVEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 15 - Quiz

Is
FIETSEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 16 - Quiz

Is
SCHRIKKEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Is
BIJTEN
een zwak werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

MAKEN
VT - Ik ..... mijn huiswerk
A
maakde
B
maakden
C
maakte
D
maakten

Slide 19 - Quiz

HALEN
VT - Jij ..... op tijd de finish
A
haalde
B
haalden
C
haalte
D
haalten

Slide 20 - Quiz

GRENZEN
VT - Het huis ..... aan het bos
A
grenste
B
grensten
C
grensde
D
grensden

Slide 21 - Quiz

doden
VT - De leeuwen ..... het kleine schaap
A
dode
B
doden
C
doodde
D
doodden

Slide 22 - Quiz

liften
VT - De jongens ..... naar Frankrijk
A
lifte
B
liften
C
liftte
D
liftten

Slide 23 - Quiz

LEIDEN
VT - De gids ..... ons door de diepe grot
A
leide
B
leiden
C
leidde
D
leidden

Slide 24 - Quiz

GELEERD

SPELLING VAN DE PERSOONSVORM IN

DE VERLEDEN TIJD

- je herkent zwakke en sterke werkwoorden

- je weet hoe je de persoonsvorm vindt

- je kunt de persoonsvorm in de vt goed spellen

Slide 25 - Slide