Vester College
De onderwijsspecialisten

1.3 lezen Talent

24 oktober Nederlands
Voorbereiden toets lezen 31 okt. 
1 / 34
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2,3

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

24 oktober Nederlands
Voorbereiden toets lezen 31 okt. 

Slide 1 - Slide

Doelen:
  1. ik weet wat leesstrategieën zijn
  2. ik weet wat tekstdoelen zijn
  3. Ik kan een tekstverband en een signaalwoord koppelen
  4. Ik herken kenmerken van een alinea

Slide 2 - Slide

Leesstrategieën
Verkennend lezen
Nauwkeurig lezen
Zoekend lezen

Studerend lezen

Slide 3 - Slide

Je wilt snel weten waar de tekst over gaat.
A
nauwkeurig lezen
B
verkennend lezen
C
studerend lezen
D
zoekend lezen

Slide 4 - Quiz

Een tekst helemaal lezen om hem te begrijpen
A
zoekend lezen
B
verkennend lezen
C
nauwkeurig lezen
D
studerend lezen

Slide 5 - Quiz

Hoe duur is een treinkaartje naar Parijs?
A
verkennend lezen
B
nauwkeurig lezen
C
zoekend lezen
D
studerend lezen

Slide 6 - Quiz

Tekstdoel
Is de bedoeling die de schrijver heeft met zijn tekst.

Slide 7 - Slide

Tekstdoelen

Slide 8 - Slide

Tekstdoelen

Slide 9 - Slide

Wat zijn voorbeelden van tekstdoelen?
A
artikel, tijdschrift, krant
B
informeren, amuseren, activeren, overtuigen
C
informerende tekst, activerende tekst, amuserende tekst

Slide 10 - Quiz

Een nieuwsbericht is een ...
A
informatieve tekst
B
betogende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 11 - Quiz

De boeken van 'Harry Potter' bevatten...
A
informatieve tekst
B
overtuigende tekst
C
activerende tekst
D
amuserende tekst

Slide 12 - Quiz

Deze tekst is een ...
A
Amuserende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Informerende tekst
D
Activerende tekst

Slide 13 - Quiz

Deze tekst is een ...
A
Amuserende tekst
B
Overtuigende tekst
C
Informerende tekst
D
Activerende tekst

Slide 14 - Quiz

Een advertentie van Coca Cola is een:
A
amuserende tekst
B
informatieve tekst
C
overtuigende tekst
D
activerende tekst

Slide 15 - Quiz

Onderwerp en deelonderwerp
Onderwerp = onderwerp hele tekst
Deelonderwerp = onderwerp van een alinea

Slide 16 - Slide

Hoe herken je een alinea?
A
Er staan witregels tussen de alinea's
B
Alinea's beginnen op de volgende regel
C
Alinea's hebben veel signaalwoorden
D
Alinea's staan onderaan de tekst

Slide 17 - Quiz

TEKSTVERBANDEN

Slide 18 - Slide

Uitleg signaalwoorden        blz. 146 boek

Aan signaalwoorden herken je een tekstverband

-  opsomming        allereerst, ook, bovendien, tot slot ....

-  tegenstelling     maar, daarentegen,echter, toch, in tegendeel

-   reden                     want, omdat, daarom, venwege, immers...

-  conclusie             dus, kortom

-  voorbeeld             bijvoorbeeld, zoals, zo, ter illustratie...

-  oorzaak en gevolg  doordat, hierdoor, met als gevolg

Slide 19 - Slide

Tekstverbanden blz. 146

Slide 20 - Slide

Daarna
A
oorzaak/gevolg
B
tijdsvolgorde
C
tegenstelling
D
opsomming

Slide 21 - Quiz

maar
A
opsomming
B
vergelijking
C
tegenstelling
D
conclusie

Slide 22 - Quiz

DAAROM
A
opsomming
B
argument
C
tijd
D
voorbeeld

Slide 23 - Quiz

DUS
A
tijd
B
conclusie
C
vergelijking
D
opsomming

Slide 24 - Quiz

ZOALS
A
opsomming
B
oorzaak/gevolg
C
tijd
D
voorbeeld

Slide 25 - Quiz

DOORDAT
A
opsomming
B
oorzaak/gevolg
C
tijd
D
voorbeeld

Slide 26 - Quiz

'En' hoort bij het tekstverband:
A
Conclusie
B
Opsomming
C
Tegenstelling
D
Voorbeeld

Slide 27 - Quiz

'Omdat' hoort bij het verband...
A
tegenstelling
B
voorbeeld
C
opsomming
D
reden

Slide 28 - Quiz

Zoals is een signaalwoord voor opsomming
A
Waar
B
Niet waar

Slide 29 - Quiz

Welke is GEEN tekstverband?
A
waardering
B
opsomming
C
tegenstelling
D
voorbeeld

Slide 30 - Quiz

Welk signaalwoord hoort bij:

Opsomming
A
verder
B
eerst
C
bovendien
D
daardoor

Slide 31 - Quiz

Aan de slag:
Maak opdracht 1 t/m 20 af van hoofdstuk 1.3 lezen (vanaf blz. 25)

Klaar? Kijk het na. 

Ook klaar? maak extra opdracht Nieuwsbegrip
werk rustig,  werk voor jezelf
timer
20:00

Slide 32 - Slide

Evalueren

leesstrategie?
tekstdoel?
tekstverband, signaalwoord?

Slide 33 - Slide

Fijne dag!

Slide 34 - Slide