What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Vester College
De onderwijsspecialisten
Visit the website
menu
Lessons
Search
‹
Return to search
Thema 7 Handel voorbereiding PW
Thema 7 Handel 2BK
1 / 32
next
Slide 1:
Slide
Mens en maatschappij
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2
This lesson contains
32 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Thema 7 Handel 2BK
Slide 1 - Slide
In welke zin is de natuurlijke bevolkingsgroei negatief?
A
Veel mensen emigreren, en daardoor krimpt de bevolking.
B
Veel mensen worden geboren, en daardoor groeit de bevolking.
C
Veel mensen sterven, en daardoor krimpt de bevolking.
D
Veel mensen migreren, en daardoor groeit de bevolking.
Slide 2 - Quiz
Wanneer is er sociale bevolkingsgroei?
A
Als er meer mensen naar een land verhuizen dan er vertrekken.
B
Als er meer mensen uit een land vertrekken dan ernaar verhuizen.
C
Als er meer mensen in een land geboren worden dan er sterven.
D
Als er meer mensen in een land sterven dan geboren worden.
Slide 3 - Quiz
Wie is een arbeidsmigrant?
A
Een Syriër die in 2019 naar Nederland vluchtte.
B
Een Jood die om zijn geloof werd vervolgd.
C
Een Marokkaan die in 1960 in NL kwam werken
D
Een katholiek die Werkzaam is in een andere kerk
Slide 4 - Quiz
Welke uitspraak over de handel van de VOC is niet waar?
A
De VOC bracht specerijen van Oost-Indië naar Europa.
B
De VOC had het recht om oorlog te voeren.
C
De VOC had met de Banda-eilanden alleenrecht op handel
D
De VOC werkte samen met de Engelsen en de Portugezen tegen Indië
Slide 5 - Quiz
Het alleenrecht van de VOC op de handel in specerijen.
A
Monopolie
B
Aandeel
C
Regent
D
Genocide
Slide 6 - Quiz
Een deel van een bedrijf dat iemand bezit.
A
Genocide
B
Regent
C
Monopolie
D
Aandeel
Slide 7 - Quiz
Een bestuurder in de Republiek.
A
Vorst
B
Regent
C
Aandeelhouder
D
Landheer
Slide 8 - Quiz
Het uitmoorden van een bevolking.
A
Genocide
B
Slavernij
C
Mensenhandel
D
VOC
Slide 9 - Quiz
Hoe wordt de zeventiende eeuw voor Nederland ook wel genoemd?
A
de Zilveren Eeuw
B
de Gouden eeuw
C
de Eeuw van de Slavernij
D
de Grote eeuw
Slide 10 - Quiz
Wie werden door de Spanjaarden het eerst als slaven gebruikt?
A
Afrikanen
B
Indianen
C
Portugezen
D
Hollanders
Slide 11 - Quiz
In welke drie landen of gebieden kunnen producten als bananen, suikerriet en koffie worden verbouwd?
A
Indonesië, Suriname, West- Indië
B
Suriname, Spanje, Griekenland
C
Spanje, Afrika, Australië
D
West Indië, Portugal, Duitsland
Slide 12 - Quiz
Welke zin is niet waar?
A
De VOC en de WIC zijn handelsondernemingen.
B
De VOC handelde in Oost-Indië.
C
Alleen de VOC mocht oorlog voeren
D
West-Indië ligt ten westen van India.
Slide 13 - Quiz
Welke uitspraak over slavernij van vroeger is niet waar?
A
Slaven waren meestal vreemden.
B
Slaven hadden geen vrijheid.
C
Slaven bestaan sinds de tijd van regenten en vorsten.
D
Slaven werden vaak slecht behandeld.
Slide 14 - Quiz
Mensen worden soms veroordeeld vanwege huidskleur. Kies het juiste begrip.
A
Slavernij
B
Demonstratie
C
Discriminatie
D
Sinterklaas
Slide 15 - Quiz
Welke uitspraak is niet waar? Je kunt er maar een invullen.
A
China, India en de Vs leveren veel katoen.
B
Made in India betekent dat een product daar helemaal is gemaakt.
C
Veel fabrieken liggen aan zee voor het vervoer van producten.
D
Een product wordt vaak in verschillende landen gemaakt.
Slide 16 - Quiz
Waarom laten wij producten in lage lonenlanden maken?
A
Wij willen graag alle winst
B
Lage lonen landen werker sneller
C
Lage lonen landen zijn er beter in
D
Mensen in lage lonen landen hebben niet meer loon nodig
Slide 17 - Quiz
Uitwisseling van goederen en informatie en samenwerking van mensen uit verschillende landen.
A
Mondialisering
B
Vrije handel
C
Mechanisatie
D
Imperialisme
Slide 18 - Quiz
Een VOC-schip deed er 84 dagen over om van Londen naar Rio de Janeiro te varen.
Relatieve Afstand
Absolute afstand
Slide 19 - Poll
De afstand tussen Londen en Rio de Janeiro is 9.272 kilometer.
Relatieve afstand
Absolute afstand
Slide 20 - Poll
Een vliegtuig vliegt in 24 uur van Amsterdam naar Sydney.
Relatieve afstand
Absolute afstand
Slide 21 - Poll
Met de fiets is Tim in 10 minuten bij oma.
Relatieve afstand
Absolute afstand
Slide 22 - Poll
Wat is een afzetmarkt?
A
Een gebied waar een bedrijf zijn goederen of diensten verkoopt.
B
Een regio waar veel toeristen naartoe gaan.
C
Een gebied waar bedrijven zich willen vestigen.
D
Een regio waar veel groeilanden zijn.
Slide 23 - Quiz
Welke uitspraak is niet waar? Je kunt er maar een invullen.
A
China investeert in sommige Afrikaanse landen.
B
Afrikaanse regeringen zijn ontevreden over de Chinese investeringen.
C
In Afrika zijn veel grondstoffen te vinden.
D
De Chinezen verbeteren de infrastructuur in Afrika.
Slide 24 - Quiz
Wat is een dienst?
A
Een tastbaar product dat iemand wil kopen.
B
Een persoon die behoefte heeft aan iets.
C
Een niet-tastbaar product dat iemand wil kopen.
D
Een tastbaar product dat je via internet koopt.
Slide 25 - Quiz
Welke zin gaat over concurrentie?
A
SpaceX en Amazon willen verschillende consumenten hebben.
B
HEMA en Blokker verkopen dezelfde producten.
C
Het meest verkochte online product is kleding.
D
Iedereen heeft tandpasta nodig.
Slide 26 - Quiz
Wie is een werkgever?
A
Het bedrijf Amazon
B
Iemand die voor Amazon werkt
C
Een ZZP'er
D
Manager van McDonald’s
Slide 27 - Quiz
Namaakproducten zijn vaak goedkoper dan de echte luxe producten.
Voordeel
Nadeel
Slide 28 - Poll
Een namaak product is vaak van slechte kwaliteit en je krijgt geen garantie.
Voordeel
Nadeel
Slide 29 - Poll
Wat zijn belastingen?
A
Winst die bedrijven moeten betalen aan de overheid.
B
Geld dat burgers en bedrijven aan de overheid betalen.
C
Het bedrag dat superrijken aan goede doelen besteden.
D
Geld dat bedrijven aan hun werknemers betalen als loon.
Slide 30 - Quiz
Wat betaalt de overheid van belastinggeld? Twee antwoorden
A
Hotels
B
Wegen
C
Scholen
D
Tandartspraktijken
Slide 31 - Quiz
Handel
Slide 32 - Mind map