What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Vester College
De onderwijsspecialisten
Visit the website
menu
Lessons
Search
‹
Return to search
quiz over de persoonsvorm
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
1 / 42
next
Slide 1:
Drag question
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 1
This lesson contains
42 slides
, with
interactive quizzes
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
Slide 1 - Drag question
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
draai
B
draaien
C
gedraaid
D
draaide
Slide 2 - Quiz
persoonsvorm
overige werk- woorden
onderwerp
overig
De wedstrijd
zal
een kwartier later
beginnen.
Slide 3 - Drag question
Wat is de persoonsvorm in de zin?
persoonsvorm
Rosa
eet
een boterham
in de pauze
Slide 4 - Drag question
Ik
heb
een boek
gekocht
persoonsvorm
onderwerp
Slide 5 - Drag question
De persoonsvorm vind je
A
De zin vragend maken
B
Door de tijd of hoeveelheid te veranderen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat
Slide 6 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Kun
je
wijnvlekken
met zout
verwijderen?
Slide 7 - Drag question
Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 8 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan
Slide 9 - Drag question
Wat is een werkwoord?
A
kers
B
eet
C
fruit
D
appelboom
Slide 10 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Kun
je
wijnvlekken
met zout
verwijderen?
Slide 11 - Drag question
Het werkwoord 'bedanken' is een sterk werkwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 12 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Alleen
eten
we
friet.
op zaterdag
Slide 13 - Drag question
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
spelen
B
speelde
C
gespeeld
D
speelt
Slide 14 - Quiz
Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 15 - Quiz
De persoonsvorm is ook een..
A
voorwerp
B
onderwerp
C
werkwoord
D
doe-woord
Slide 16 - Quiz
Welke van deze vier werkwoorden is een sterk werkwoord?
A
dansen
B
bedanken
C
reizen
D
roepen
Slide 17 - Quiz
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 18 - Quiz
Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord
A
hopen
B
glijden
C
leiden
D
strooien
Slide 19 - Quiz
Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord
A
hopen
B
glijden
C
leiden
D
strooien
Slide 20 - Quiz
Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord?
A
bedoelen
B
denken
C
praten
D
verzetten
Slide 21 - Quiz
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
draai
B
draaien
C
gedraaid
D
draaide
Slide 22 - Quiz
Wat is een werkwoord?
A
kers
B
eet
C
fruit
D
appelboom
Slide 23 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Kun
je
wijnvlekken
met zout
verwijderen?
Slide 24 - Drag question
persoonsvorm
overige werk- woorden
onderwerp
overig
De wedstrijd
zal
een kwartier later
beginnen.
Slide 25 - Drag question
De persoonsvorm vind je
A
De zin vragend maken
B
Door de tijd of hoeveelheid te veranderen
C
door alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
D
de PV is het woord dat vooraan staat
Slide 26 - Quiz
Wat zijn werkwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken
Slide 27 - Quiz
Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord
A
hopen
B
glijden
C
leiden
D
strooien
Slide 28 - Quiz
Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 29 - Quiz
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Kun
je
wijnvlekken
met zout
verwijderen?
Slide 30 - Drag question
Welke van de werkwoorden is het HELE werkwoord?
A
spelen
B
speelde
C
gespeeld
D
speelt
Slide 31 - Quiz
De persoonsvorm is ook een..
A
voorwerp
B
onderwerp
C
werkwoord
D
doe-woord
Slide 32 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Mijn moeder
heeft
mijn brood
gesmeerd
Slide 33 - Drag question
Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord?
A
bedoelen
B
denken
C
praten
D
verzetten
Slide 34 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
De persoonsvorm
Janneke
heeft
haar werk
goed
gedaan
Slide 35 - Drag question
Wat is de persoonsvorm in de zin?
persoonsvorm
Rosa
eet
een boterham
in de pauze
Slide 36 - Drag question
Welke van deze vier werkwoorden is een sterk werkwoord?
A
dansen
B
bedanken
C
reizen
D
roepen
Slide 37 - Quiz
Het werkwoord 'bedanken' is een sterk werkwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 38 - Quiz
Wat is een persoonsvorm altijd?
A
Lidwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
bijvoeglijk naamwoord
D
werkwoord
Slide 39 - Quiz
Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord
A
hopen
B
glijden
C
leiden
D
strooien
Slide 40 - Quiz
Ik
heb
een boek
gekocht
persoonsvorm
onderwerp
Slide 41 - Drag question
Wat is de persoonsvorm en het onderwerp?
Sleep naar de goede plek.
persoonsvorm (pv)
onderwerp (ow)
Alleen
eten
we
friet.
op zaterdag
Slide 42 - Drag question