What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Vester College
De onderwijsspecialisten
Visit the website
menu
Lessons
Search
‹
Return to search
Nederlands werkwoorden.
Wat is een werkwoord?
1 / 30
next
Slide 1:
Mind map
Nederlands
Middelbare school
vmbo t, havo
Leerjaar 2
This lesson contains
30 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
2 videos
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Wat is een werkwoord?
Slide 1 - Mind map
In welke tijd staan de volgende zinnen?
Slide 2 - Slide
Verleden of tegenwoordige tijd??
Slide 3 - Slide
Samen leren we werkwoorden spellen.
A
tt
B
vt
Slide 4 - Quiz
Samen leren we werkwoorden spellen.
A
tt
B
vt
Slide 5 - Quiz
Stefano repareerde alle computers in de klas.
A
tt
B
vt
Slide 6 - Quiz
Mevrouw Siemensma mopperde een beetje.
A
tt
B
vt
Slide 7 - Quiz
Slide 8 - Video
Slide 9 - Video
Er volgt een quiz.
Klik door naar de volgende afbeelding.
Open daar het linkje.
Slide 10 - Slide
quiz.ntr.nl
Slide 11 - Link
Wat is de vt (ik vorm) van kiezen?
A
kieste
B
koos
C
kiesde
D
kiezte
Slide 12 - Quiz
De stam van branden is...
A
brandt
B
brant
C
brand
D
brandd
Slide 13 - Quiz
wat is goed?
Hij (verhuizen) ........... (v.t.) naar Bali.
A
verhuis
B
verhuiste
C
verhuist
D
verhuisde
Slide 14 - Quiz
Wat is goed?
Hij (gooien) .......... (v.t.) de bal.
A
gooi
B
gooit
C
gooite
D
gooide
Slide 15 - Quiz
Het (gebeuren) niet vaak dat ik de les niet leuk vind.
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 16 - Quiz
Ik (vinden) de les erg leuk
A
vind
B
vindt
Slide 17 - Quiz
Hij (winnen) de wedstrijd
A
Wind
B
Wint
Slide 18 - Quiz
voltooid deelwoord.
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
wat is een voltooid deelwoord?
Slide 21 - Mind map
Noem voorbeelden van een voltooid deelwoord.
Slide 22 - Open question
verleden tijd.
Slide 23 - Slide
Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte
Slide 24 - Quiz
Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUSTEN
A
rust
B
ruste
C
rustten
D
rustte
Slide 25 - Quiz
Schrijf de persoonsvorm op in verleden tijd enkelvoud.
RUIKEN
A
ruik
B
rook
C
ruiken
D
roken
Slide 26 - Quiz
Wat is de persoonsvorm? Gisteren lazen wij de krant.
A
lazen, tt - ev
B
lazen, tt - mv
C
lazen, vt - ev
D
lazen, vt - mv
Slide 27 - Quiz
Zet de zin in de verleden tijd:
"Hij beleeft een geweldige dag."
Slide 28 - Open question
Zet de zin in de verleden tijd:
"Ik haast me naar het werk."
Slide 29 - Open question
bijleszaanstad.nl
Slide 30 - Link