Oefenen §6.1 en §6.2

• nask
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

In de afbeelding hiernaast zie je een stroboscopische foto. van een stuiterend balletje. Tussen elke lichtflits zit 0,04 seconde. Wanneer beweegt het balletje het snelst?

In de afbeelding hiernaast zie je een stroboscopische foto. tussen elke lichtflits zit 0,04 seconde. Bereken hoeveel tijd er tussen plek a en b zit.

Hiernaast zie je een afstand-tijddiagram.
Wat moet er nog langs de horizontale as?

Hiernaast zie je een afstand-tijddiagram. Wat moet er nog langs de verticale as?

Hiernaast zie je een afstand-tijddiagram.
Hoe moet deze grafiek afgemaakt worden?

Teken een afstand-tijddiagram van de tabel.

Een fietser legt 80 km af in 2 uur en 30 minuten. Bereken zijn snelheid in km/h

Een hardloper legt een afstand van 100 m af met een gemiddelde snelheid van 12 m/s. Hoeveel seconde heeft de hardloper er over gedaan?

Een voetballer moet voor straf 2 rondjes om het veld lopen. Het veld is 110 m lang, 75 m breed. Hij doet hier 222 seconden over. Bereken de snelheid in km/h.

15 m/s = ... km/h

72 km/h = ... m/s

Een schaatser rijdt de 500 m in 40 s. Bereken de gemiddelde snelheid in km/h

Anna gaat vaak met de fiets op vakantie. Ze rijdt ongeveer 16 km/h. De afstand die ze gaat afleggen is 64 km. Hoe lang doet Anna over deze afstand?

Anna wil maximaal 8 uur reizen met een snelheid van 16 km/h. Welke afstand kan ze dan afleggen?