H A Kapitel 8 3e / 4e naamval voorzetsels

Grammatik
3e naamval
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 25 min

Items in this lesson

Grammatik
3e naamval

Slide 1 - Slide

Doel


Je weet wat de Der-Gruppe en de Ein-Gruppe is

Je kunt het stappenplan volgen

Je kent de voorzetsels met de 3e en 4e naamval

Je weet hoe je het onderwerp, lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp kunt vinden in de zin

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

1e, 4e en 3e naamval

Slide 4 - Slide

Theorie

1e naamval: onderwerp (hij)

4e naamval: lijdend voorwerp (hem)


Komt nu 3e naamval bij

3e naamval: meewerkend voorwerp (aan wie?)

Slide 5 - Slide

Stappenplan

1: Staat er "es gibt" in de zin?

Ja? 4e naamval

Nee? Ga naar stap 2

2: Staat er een voorzetsel in de zin?

4e naamval: durch, für, ohne, um, bis, gegen, entlang

3e naamval: aus, außer, bei, mit, nach, seit, von, zu

Nee? Ga naar stap 3

Slide 6 - Slide

Stappenplan

3: Ontleden

1e naamval: onderwerp (hij)

4e naamval: lijdend voorwerp (hem)

3e naamval: meewerkend voorwerp (aan hem)

Slide 7 - Slide

Schema

Slide 8 - Slide

Der-Gruppe

                         m                  v                   o                   mv


1e nv             der               die               das               die


3e nv           dem             der               dem             den


4e nv            den              die               das               die


Slide 9 - Slide

Ein-Gruppe

                            m                    v                   o                     mv


1e nv             ein                   eine              ein                keine


3e nv            einem            einer            einem          keinen


4e nv             einen             eine              ein                keine


Slide 10 - Slide

Beispiele
Voorbeelden

Slide 11 - Slide

(onze) _____Ziege (v) ist süß

Stap 1: es gibt?

Stap 2: voorzetsel?

Stap 3: ontleden


Hier: stap 3. Onderwerp

Unsere Ziege ist süß

Slide 12 - Slide

Aber auch ohne (onze) ....... Papegei kann ich nicht leben!

Stap 1: es gibt?

Stap 2: voorzetsel?

Stap 3: ontleden


Hier: Stap 2, voorzetsel "ohne". Krijgt 4e naamval


Aber auch ohne unseren Papegei kann ich nicht leben!

Slide 13 - Slide

Der Bauer hat d..... Pferd (o) einen neuen Stall gebaut

Stap 1: es gibt?

Stap 2: voorzetsel?

Stap 3: ontleden


Hier: Stap 3: ontleden, meewerkend voorwerp (aan wie, wat/voor wie, wat)

Der Bauer hat dem Pferd einen neuen Stall gebaut

Slide 14 - Slide

Und jetzt du!

Slide 15 - Slide

2 Sätze:


A. Früh am Morgen bringt er (zijn) ............ Hund (m) etwas zu fressen.


B. Wir haben (een) ........ Zoo (m) besucht

Slide 16 - Slide

Antworten:


A. Früh am Morgen bringt er seinem Hund (m) etwas zu fressen.


B. Wir haben einen Zoo (m) besucht.

Slide 17 - Slide

Quiz
Welke vorm kun je invullen?

Slide 18 - Slide

Mein.... Eltern wollen mich überraschen
A
meine
B
meiner
C
meinen
D
mein

Slide 19 - Quiz

Es gab auch (een) ......... Eule(v)
A
ein
B
eine
C
einer
D
einen

Slide 20 - Quiz

Ich gehe mit (mijn) ......... Hund zum Tierarzt
A
mein
B
meinem
C
meinen
D
meiner

Slide 21 - Quiz

Wir holen eine Katze aus d....... Tierheim (o)

Slide 22 - Open question

Der Hund wird von (een) ............. Tierarzt (m) untersucht.

Slide 23 - Open question

Der Bauer bietet (zijn)............. Sohn ein Glas Limonade an.

Slide 24 - Open question

Gibt es noch Fragen?
Nein? An die Arbeit!

Slide 25 - Slide