BKM2 26-1

This lesson
Deze les gaan we de grammatica onderdelen uit chapter 2 herhalen.
- Past continuous
- Past continuous en past simple
- modals
1 / 21
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

This lesson
Deze les gaan we de grammatica onderdelen uit chapter 2 herhalen.
- Past continuous
- Past continuous en past simple
- modals

Slide 1 - Slide

De past continuous

Slide 2 - Slide

Hoe maak je een past continuous?
A
was/were + ww + ing
B
ww + ing
C
am/are/is + ww + ing

Slide 3 - Quiz

Welke stelling is juist?
A
was gebruik je voor alle enkelvoud en were voor meervoud
B
were gebruik je voor alle enkelvoud en was voor meervoud
C
was gebruik je bij he/she/it bij de rest gebruik je were

Slide 4 - Quiz

Wanneer gebruik je de past continuous?
A
Een afgesloten activiteit in het verleden
B
Een activiteit in het heden
C
Activiteit die langer duurde in het verleden

Slide 5 - Quiz

He _____ (walk) in the park yesterday.

Slide 6 - Open question

We _____ (work) in the factory.

Slide 7 - Open question

Past continuous en past simple

Slide 8 - Slide

Welke stelling is juist?
A
de past continuous is de onderbreking van de past simple
B
de past simple is de onderbreking van de past continuous

Slide 9 - Quiz

Wat is de onderbreking?
We were working when he came in
A
were working
B
came

Slide 10 - Quiz

Wat is de onderbreking?
When I opened the door, they were still partying.
A
opened
B
were still partying

Slide 11 - Quiz

My dad and I ____ (play) basketball when he _____ (slip).
A
were playing / slipped
B
was playing / slipped
C
played / were slipping
D
played / was slipping

Slide 12 - Quiz

I _____ (laugh) when I ____ (see) it actually hurt.
A
laughed / was seeing
B
laughed / were seeing
C
was laughing / saw
D
were laughing / saw

Slide 13 - Quiz

Modals

Slide 14 - Slide

Een modal is.....?
A
een hoofdwerkwoord
B
een hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz

De modal have to betekend...?
A
een dringend advies
B
een verplichting door iemand anders
C
een verplichting voor jezelf

Slide 16 - Quiz

De modal should betekend...?
A
een dringend advies
B
een verplichting door iemand anders
C
een verplichting voor jezelf

Slide 17 - Quiz

De modal must betekend...?
A
een dringend advies
B
een verplichting door iemand anders
C
een verplichting voor jezelf

Slide 18 - Quiz

Welke modal?
People _____ drink water to stay alive.

Slide 19 - Open question

Welke modal?
You _____ brush your teeth twice a day.

Slide 20 - Open question

Welke modal?
I _____ clean my room.

Slide 21 - Open question