What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Visit the website
‹
Return to search
Grammar 5: adjectives
Grammar 5: adjectives
Chapter 3
1 / 13
next
Slide 1:
Slide
Engels
Middelbare school
vmbo k, mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
13 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
15 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Grammar 5: adjectives
Chapter 3
Slide 1 - Slide
Wat betekent 'adjectives' in het Nederlands?
A
werkwoorden
B
bijvoeglijke naamwoorden
C
bijwoorden
D
zelfstandige naamwoorden
Slide 2 - Quiz
Noem eens een voorbeeld van een Engels bijvoeglijk naamwoord.
Slide 3 - Open question
Adjectives
Bijvoeglijke naamwoorden.
Beschrijven zelfstandige naamwoorden en staan ook meestal voor het zelfstandig naamwoord.
a
nice
house
a
sharp
knife
a
cold
winter
Slide 4 - Slide
Adjectives
Een Engelse bevestigende zin heeft een vaste woordvolgorde:
wie - doet - wat - waar - wanneer
He watched a film on television last weekend.
Een bijvoeglijk naamwoord geeft meer info over het zelfstandig nw.
Slide 5 - Slide
Waar zet je 'funny' in deze zin?
He watched a film on television last weekend.
Slide 6 - Open question
Adjectives
Meestal staat een bijvoeglijk naamwoord
voor
het zelfstandig naamwoord dat het omschrijft.
Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook
achter bepaalde werkwoorden
zetten. De volgende dia geeft aan bij welke wwen je dit mag doen.
Slide 7 - Slide
Adjectives
Een bijvoeglijk naamwoord kun je ook achter bepaalde werkwoorden zetten:
- to be
- to look
- to appear
- to seem
Slide 8 - Slide
Adjectives
- to be (am/are/is/was/were)
The knife is
sharp
.
- to look (looks/looked)
They look
silly
in those hats.
Slide 9 - Slide
Adjectives
- to appear (appears/appeared)
She appeared
friendly
after I met her.
- to seem (seems/seemed)
She seems
interested
in politics.
Slide 10 - Slide
Vul het woord 'beautiful' in.
She sang a song.
Slide 11 - Open question
Put the words in the correct order:
in Spain - this - bag - leather - bought - I - last summer
Slide 12 - Open question
Oefeningen
Dit grammatica onderwerp kun je oefenen met behulp van slim stampen grammar 5.
Exercises 29 t/m 31 horen bij deze uitleg.
Slide 13 - Slide