This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Thema 3 vertering
Slide 1 - Slide
Koolhydraten zijn (meerdere antwoorden mogelijk):
A
Voedingsmiddelen
B
Voedingsstoffen
C
Organische stoffen
D
Anorganische stoffen
Slide 2 - Quiz
Welke voedingsstoffen zijn brandstoffen? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
alle voedingsstoffen
B
koolhydraten
C
vetten
D
eiwitten
Slide 3 - Quiz
Voedingsvezels zijn voedingsstoffen
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quiz
Welke spieren werken bij een peristaltische beweging? (meerdere antwoorden mogelijk)
A
Lengtespieren
B
Breedtespieren
C
Kringspieren
D
Darmspieren
Slide 5 - Quiz
Welke stoffen heb je nodig om te voorkomen dat je een gebreksziekten krijgt?
A
Beschermende stoffen
B
Bouwstoffen
C
Brandstoffen
Slide 6 - Quiz
Uit alleen glucose kan een plant de volgende stoffen maken
A
vetten
B
vetten, zetmeel
C
vetten, zetmeel, aminozuren
D
vetten, zetmeel, aminozuren, eiwitten
Slide 7 - Quiz
Wat is gezonder voor de mens, verzadigde vetten of onverzadigde vetten?
A
Verzadigde vetten
B
Onverzadigde vetten
Slide 8 - Quiz
Wat is vertering?
A
Energie in voedingsstoffen gebruiken om te bewegen
B
Voedingsstoffen opnemen in het bloed (of lymfe)
C
Voedingsstoffen gebruiken om cellen te bouwen
D
Voedingsstoffen klein maken
Slide 9 - Quiz
Wat is het verschil tussen chemische vertering en mechanische vertering?
Slide 10 - Open question
Welke verteringssappen ken je?
Slide 11 - Mind map
Wat is waar over enzymen?
A
Enzymen zijn niet afhankelijk van de zuurgraad
B
Enzymen zijn afhankelijk van de temperatuur
C
Enzymen zijn niet specifiek
D
Enzymen moet je eten
Slide 12 - Quiz
In welk deel worden GEEN verteringssappen toegevoegd?
A
Mondholte
B
Slokdarm
C
Maag
D
Dunne darm
Slide 13 - Quiz
Van welke stof begint de vertering al in de mond
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel
Slide 14 - Quiz
Voor de vertering van welke stof is gal nodig?
A
Eiwit
B
Vet
C
Koolhydraat
D
Vitamine
Slide 15 - Quiz
De meeste eiwitten worden in het verteringsstelsel volledig verteerd. Drie organen van het verteringsstelsel zijn; maag, dunne darm en alvleesklier. Welke van deze organen produceert of produceren enzymen met een functie bij de eiwit vertering