1.1 Hoe ontstond de industrie? deel 2

1.1 Hoe ontstond de industrie - deel 2 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

1.1 Hoe ontstond de industrie - deel 2 

Slide 1 - Slide

lesplanning:
- Herhaling vorige les
- Uitleg 1.1 hoe ontstond de industrie deel 2
- Zelfstandig werken

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog van de vorige les?

Slide 3 - Slide

Wat zijn de oude energiebronnen
A
wind, water, zon en dieren
B
windmolens en watermolens
C
wind, water, dieren en spieren
D
stoommachine en windmolens

Slide 4 - Quiz

Het thuismaken van producten door ambachtslieden of boeren noemen we:
A
bijverdienen
B
huisvlijt
C
klussen
D
huisnijverheid

Slide 5 - Quiz

Wie was bij de huisnijverheid de grote verdiener? Wie verdiende er het meeste?
A
de ambachtsman
B
de koopman
C
de boer
D
de fabrikant

Slide 6 - Quiz

De boeren die wat bij verdienden in de huisnijverheid deden dat aanvankelijk:
A
in de winter
B
in de zomer
C
boeren deden dit niet

Slide 7 - Quiz

Nakijken huiswerk 

Slide 8 - Slide

Lesdoelen
- Je weet wanneer de stoommachine werd uitgevonden.
- Je kunt 3 gevolgen waar de uitvinding van de stoommachine voor heeft gezorgd noemen.
- Je weet wat de omstandigheden op de werkvloer zijn na de industriële revolutie
- Je weet waardoor Nederland achter liep met de industrialisatie in vergelijking met de landen rond ons.

Slide 9 - Slide

Nieuwe energiebronnen
Bij een stoommachine zorgt stoomkracht ervoor dat de apparaten bewegen

Nieuwe energiebron: Steenkool 

Stoommachine rond 1780 in Groot-Brittannië uitgevonden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Welk voordeel heeft een stoommachine in vergelijking met spierkracht?
A
Stoommachines zijn veel groter.
B
Stoommachines kunnen overal neergezet worden.
C
Stoommachines worden minder snel moe.
D
Je hebt geen werknemers nodig.

Slide 12 - Quiz

Gevolgen  stoommachine
- Ondernemers bouwen fabrieken
- Hoge  productie in korte tijd.
- Goedkoop produceren, lage lonen.
- Huisnijverheid stopt, kan niet concurreren met de  goedkope producten uit de industrie.

Slide 13 - Slide

Een typische fabriek tijdens de Industriële Revolutie (Engeland)
Hoge schoorstenen
Vervuiling (steenkolen)
Stoom
Grote hallen

Slide 14 - Slide

Lezen tekst blz. 13
"Ook industrie in Nederland"

Slide 15 - Slide

Ook industrie in Nederland?
De industrie in Nederland liep in de 18e eeuw achter op andere landen:
- Geld voor investeringen bij de was door dure oorlogen op.
- Ondernemers waren nog tevreden met wind- en watermolens

Gevolg:
- nauwelijks fabrieken
- geen goede infrastructuur

Rond 1850 probeerde Koning Willem  de Nederlandse handel en industrie te ontwikkelen: 
  • aanleg van spoorlijnen, kanalen en bruggen zodat grondstoffen en producten beter vervoerd konden worden.


Slide 16 - Slide

Samen lezen tekst blz. 14
"Op de werkvloer"

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Op de werkvloer
- Machines doen meeste werk.
- Mensen werken in fabrieken met machines.
- Slechte en onveilige werk- omstandigheden  
- Lage lonen
- Kinderarbeid
- Ondernemers werden werkgevers.

Slide 20 - Slide

Aan het werk
Wat: lees en maak van 1.1 opdracht 7 t/m 11

Klaar: planner!





Maken: opdracht 7, 8, 10 en 11

Klaar? Planner!

Slide 21 - Slide