A. oefenen met pers. voornaamwoorden (in een naamval)

functies persoonlijk voornaamwoord



1. Het persoonlijk voornaamwoord vervangt de combinatie lidwoord (der/die/das/die mv)+ zelfstandig naamwoord in een zin.

b.v. der Mann lacht = er lacht


Let op! Het pvnw kan in een naamval staan!

b.v.  Ich sehe einen Mann  = Ich sehe ihn (4e) .

of: Ich gebe ihm ein Buch (3e)

der = er

die = sie

das = es

die mv = sie


2. Het persoonlijk voornaamwoord .

ich, du, er, sie, es, wir ihr, sie, Sie

gebruik je ook om werkwoorden te vervoegen

1 / 16
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

functies persoonlijk voornaamwoord



1. Het persoonlijk voornaamwoord vervangt de combinatie lidwoord (der/die/das/die mv)+ zelfstandig naamwoord in een zin.

b.v. der Mann lacht = er lacht


Let op! Het pvnw kan in een naamval staan!

b.v.  Ich sehe einen Mann  = Ich sehe ihn (4e) .

of: Ich gebe ihm ein Buch (3e)

der = er

die = sie

das = es

die mv = sie


2. Het persoonlijk voornaamwoord .

ich, du, er, sie, es, wir ihr, sie, Sie

gebruik je ook om werkwoorden te vervoegen

Slide 1 - Slide

het pers. voornaamwoord (pvnw)
Weet je nog hoe jij het pvnw in het Duits correct moet gebruiken?
Lees de uitleg op de tweede slide en maak daarna de oefeningen.

Slide 2 - Slide

persoonlijk voornaamwoord

 maak opdracht A.

Je krijgt je juiste oplossing direct te zien nadat je  antwoord hebt ingevoerd.

Slide 3 - Slide

0

Slide 4 - Video

1. (Wij) holen (jullie)morgen für den Film ab.

Slide 5 - Open question

2. Wann seht (jullie)...(hen)wieder?

Slide 6 - Open question

3. Wer holt (mij) ab?

Slide 7 - Open question

4. (ik)...sehe (jou) morgen in der Stadt.

Slide 8 - Open question

5. Kennst (jij)...(hem) schon lange?

Slide 9 - Open question

6. Wann rufen (u)...(ons)zurück?

Slide 10 - Open question

7.
(Zij)...hat (jullie)in Zürich gesehen.

Slide 11 - Open question

8.
Ohne (jou)...fahre (ik) nicht in den Urlaub.

Slide 12 - Open question

9.Kümmert (jullie)...(jullie)...um (haar)?Sie schafft das nicht alleine.

Slide 13 - Open question

10. Ich habe nichts gegen (hem)

Slide 14 - Open question

Terugblik op de oefening
Als je meer dan 2 fouten had voor deze oefening,
moet je je nog een keer verdiepen in de uitleg en het filmpje, die je onder DIFFERENTIATIE vindt.
Maak de oefening daarna nog een keer.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video