H4.1

Welkom
4 MAVO ||  2020-2021

Hoofdstuk 4 - Aan het werk!
Exameneenheid arbeid en productie

1 / 19
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom
4 MAVO ||  2020-2021

Hoofdstuk 4 - Aan het werk!
Exameneenheid arbeid en productie

Slide 1 - Slide

Programma
  • Hoofdstuk 4
  • Lesdoelen
  • Theorie
  • Aan de slag
  • Evaluatie

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les
  • Kun je het verschil tussen werken in loondienst en als zelfstandige benoemen
  • Kun je benoemen wat voor ondernemingsvormen er zijn
  • Kun je de kenmerken van ondernemingsvormen benoemen

Slide 4 - Slide

Ik heb een bijbaantje
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quiz

Werknemer en werkgever
Als je werkt bij een bedrijf ben je een werknemer. In ruil voor je werk krijg je loon

Het bedrijf is de werkgever. In ruil voor loon komen mensen bij het bedrijf werken. 

Slide 6 - Slide

  • De werknemer

  • Krijgt:
  • Loon
  • Vakantiedagen
  • De werknemer

  • Hij krijgt een uitkering bij:
  • werkloosheid
  • ziekte
  • arbeidsongeschiktheid → hij kan niet meer werken bijv. heel ernstig ziek

Slide 7 - Slide

Zelfstandig ondernemer
  • Je kunt ook als zelfstandig ondernemer werken. Je verdient je inkomen met je eigen bedrijf.

  • Ongeveer 13% van alle werkenden zijn zelfstandigen. 
  • Zij hebben een eigen onderneming. 
  • De winst die ze daarmee behalen, is hun inkomen. 

  • Een deel van deze ondernemers heeft personeel in dienst, de rest is zzp’er (zelfstandige zonder personeel) 

Slide 8 - Slide

Ondernemingsvormen
Als je zelfstandig ondernemer bent, moet je een ondernemingsvorm kiezen.
Veel voorkomende ondernemingsvormen zijn:

  • Eenmanszaak
  • Vof (vennootschap onder firma)
  • Bv (= besloten vennootschap)
  • Nv (= naamloze vennootschap)


Slide 9 - Slide

Eenmanszaak
Eenmanszaak = er is één eigenaar die zelf de leiding heeft. De eigenaar kan wel personeel in dienst hebben.


Slide 10 - Slide

Vennootschap onder Firma (VOF)
Vof (vennootschap onder firma) = er zijn twee of meer eigenaren (vennoten of firmanten) die samen de leiding hebben. 


Slide 11 - Slide

Kom je in de schulden?
Als de eenmanszaak of VOF failliet gaat dan zijn de eigenaren aansprakelijk. Het kan dus zijn dat ze de schulden moeten betalen met hun privé vermogen (spaargeld). 


Slide 12 - Slide

Inkomstenbelasting
  • Voor de eigenaars van een eenmanszaak en vof is de winst hun inkomen.
  • Daarover betalen zij inkomstenbelasting. Dat is een belasting die iedereen over zijn privé-inkomen moet betalen.

  • In een vof spreken de vennoten af hoe zij de winst verdelen.


Slide 13 - Slide

Aandelen
  • Als je een aandeel koopt koop je een stukje van een bedrijf. Je wordt dan mede-eigenaar. 
  • De waarde kan omhoog en omlaag gaan. 
  • Als mede-eigenaar mag je meebeslissen en je krijgt een stuk van de winst (dividend). 
  • Als je aandelen bezit ben je een aandeelhouder. 

  • Aandelen worden uitgegeven om te kunnen investeren. 

Slide 15 - Slide

BV en NV
  • Besloten vennootschap (BV)
  • Bij een besloten vennootschap worden er aandelen uitgegeven. 
  • De aandelen van een BV mogen niet zomaar verhandeld worden. 

  • Naamloze vennootschap (NV)
  • Bij een naamloze vennootschap worden er aandelen uitgegeven. 
  • De aandelen van een NV worden verhandeld op de effectenbeurs. Iedereen kan een aandeel kopen. 

Slide 16 - Slide

Samengevat
Als je zelfstandig ondernemer bent, moet je een ondernemingsvorm kiezen.
Veel voorkomende ondernemingsvormen zijn:
  • Eenmanszaak
  • Vof (vennootschap onder firma)
  • Bv (= besloten vennootschap)
  • Nv (= naamloze vennootschap)

Slide 17 - Slide

En goede doelen dan?
Een goed doel kiest een andere ondernemingsvorm. Namelijk een stichting. 
Een stichting is opgericht om een bepaald doel te bereiken. 

Een stichting komt aan geld door subsidies en donateurs. 

Een stichting mag geen winst maken.
Kan wel personeel in dienst hebben. → salaris

Slide 18 - Slide

Aan de slag
Maken t/m 9
Zachtjes overleggen! / Aan docent vragen
Klaar? Nakijken
Niet af? Huiswerk!
Tot 5 minuten voor tijd

Slide 19 - Slide