leesvaardigheid flex

Oefening leesvaardigheid
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefening leesvaardigheid

Slide 1 - Slide

Wat is de stof voor de toetsweek?
Alles van H1-6 van lezen
Stof van klas 1.

Slide 2 - Slide

Restaurantspeak.....
Kies altijd het beste antwoord.

Slide 3 - Slide

De inleiding

Slide 4 - Slide

De auteur leidt haar verhaal in met?
A
een deskundige
B
een vraag
C
een vraag en een mening

Slide 5 - Quiz

Welke andere manieren om een tekst in te leiden, ken je?

Slide 6 - Open question

Bespreken stukje theorie.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Woordenschat....
Wat betekent 'impliciet'
A
omvattend, hoort erbij
B
groots, meeslepend
C
veranderend, anders
D
tussen de regels door, niet echt uitgesproken

Slide 9 - Quiz

Wat is er 'intiem' aan uit eten?
A
dat je aan tafel zit met vreemden
B
dat je de kok niet kent
C
dat je iemand die je niet kent, jouw eten laat bereiden
D
dat je de kok de hele avond niet ziet en toch eet

Slide 10 - Quiz

Hoe zeg ik
iets met mijn eigen woorden?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Lees deze alinea nog eens, herschrijf dit stukje met je eigen woorden.

Slide 13 - Open question

Gastmens van dienst....
Nog ingewikkelder wordt het, als het gastmens van dienst bij uitgifte van het menu ook nog een kloeke lijst dagspecials moet opnoemen. Niet alleen weet u dan aan het einde niet meer wat het eerstgenoemde gerecht was, vaak is niet eens duidelijk waar het ene eindigt en het volgende begint: ‘Ik heb hier voor u onze specialiteiten buiten de kaart om: zeebaars, venkel. Garnalen, beurre blanc, een kip. En huisgemaakte pasta, boeuf bourguignon, geblakerde prei, ribstuk van de barbecue, en pommes dauphine, verschillende structuren van doperwt, sauce hollandaise, aardpeer, en een vispastei, heilbot. Gelakte oerwortel. Succes!’

Slide 14 - Slide

Zet tussen deze opsomming tenminste vier signaalwoorden.

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Waar begint volgens jou de kern?
(inleiding-kern-slot)
Waarom?

Slide 17 - Open question

Wat is dit voor een tekstsoort?
A
betoog
B
artikel
C
column
D
advertorial

Slide 18 - Quiz

De bedoeling van een column is....
A
beetje vermaken, beetje aan het denken zetten
B
overtuigen en dan overhalen
C
verborgen, impliciete kritiek geven
D
ehhhhhh....

Slide 19 - Quiz

De schrijfster roept op 'om ons te verzetten'..... waarom eigenlijk?
A
Je wordt flauw van dat geleuter
B
Het gaat om het eten
C
Je hoeft niet met alle moderne zaken mee te gaan
D
Ze vindt het te intiem worden

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Slide

immers.......
signaalwoorden

Slide 22 - Slide

Na want en immers komt er....
A
een reden/argument
B
een mening
C
een opsomming
D
een chronologisch aspect

Slide 23 - Quiz

Schrijf nu in je eigen woorden op waar 'immers' als reden/uitleg/argument bij hoort.

Slide 24 - Open question

Wat is het verschil tussen een redengevend verband en een oorzakelijk verband? geef ook een voorbeeld.

Slide 25 - Open question