2HV Blok 3 Fictie hoofdpersoon, bijfiguren en vertelperspectief

Les van vandaag / doelen
  1. Je kunt personages herkennen als hoofdpersoon, helper of tegenstander.
  2. Je kunt personages beschrijven.
  3. je kunt het vertelperspectief en verhaallijnen herkennen.
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Les van vandaag / doelen
  1. Je kunt personages herkennen als hoofdpersoon, helper of tegenstander.
  2. Je kunt personages beschrijven.
  3. je kunt het vertelperspectief en verhaallijnen herkennen.

Slide 1 - Slide

Wat weet je over
hoofdpersonen en bijfiguren?

Slide 2 - Mind map

Hoofdpersoon




tegenstander(s)                                     helper(s)

Slide 3 - Slide

Hoofdpersoon
  • De hoofdpersoon leer je goed kennen door gedachten en gevoelens.
  • Je beleeft het verhaal vanuit deze persoon. 
  • De hoofdpersoon heeft vaak een probleem/opdracht en een doel.

Slide 4 - Slide

Wat is in Het heilige vuur de opdracht van de hoofdpersoon?
A
de koran uit zijn hoofd leren
B
leren dansen zoals Mohammed
C
een goede moslim zijn
D
het respect van de imam te krijgen

Slide 5 - Quiz

Bijfiguren




tegenstander(s)                                     helper(s)

Slide 6 - Slide

Welke bijfiguur kun je omschrijven als helper?
A
Mohammed
B
de imam
C
de vader van Abdelrahman
D
de leraren op school

Slide 7 - Quiz

Welke bijfiguur kun je omschrijven als tegenstander?
A
Mohammed
B
de imam
C
de vader van Abdelrahman
D
de leraren op school

Slide 8 - Quiz

Personages beschrijven
  1. Het uiterlijk van het personage.
  2. Belangrijke kenmerken, zoals geslacht, leeftijd, gezondheid, achtergrond.
  3. De karaktereigenschappen.
  4. De relaties met anderen in het verhaal.

Slide 9 - Slide

Beschrijf de hoofdpersoon Abdelrahman

Slide 10 - Mind map

Slide 11 - Video

Vertelperspectief
  1. Ik-vertelperspectief - personage in de ik-vorm
  2. hij-/zij-vertelperspectief - personage in de hij- of zij-vorm
  3. Alwetende verteller 

Slide 12 - Slide

Huiswerk
Fictie 
Opdracht 4 in eDition

Grammatica
Opdracht 1 in eDition

Slide 13 - Slide