This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Er zijn een aantal woorden die door elkaar worden gehaald, waardoor je sneller fouten maakt in het Engels.
In de volgende dia's zullen deze woorden aan bod komen.
Doel: valkuilen herkennen en het juiste toepassen.
To = aan, naar, te
Voor een werkwoord kan de betekenis 'te' zijn.
You are wise enough to understand my explanation.
Too = te, ook
Don't screw the bolts in too tightly.
than = dan
Gebruik je in vergelijkingen.
then = toen
Geeft een tijd aan.
The sequel is even worse than the first film.
Then he scored the winning goal.
De meest gemaakte fout door jullie!
Your = jouw (bezittelijk voornaamwoord)
You're = you are (samentrekking van twee woorden)
First, collect your materials.
You're late. Do get up earlier.
Its = van het (bezittelijk voornaamwoord van it)
I parked my car in its usual place.
It's = it is/has. Het is/heeft (samentrekking van twee woorden)
It's time to go to the dentist.
their = hun (bezittelijk voornaamwoord)
They buy their school uniforms online.
there = er, daar (plaats)
Do you want to go over there?
They're = they are. Zij zijn (samentrekking)
They're my best friends.
Deze drie spreek je op dezelfde manier uit, maar ze verschillen in betekenis!
We're = we are. Wij zijn (samentrekking).
We're big fans of documentaries.
Allemaal een andere uitspraak. Klik op de icoontjes om de uitspraak te beluisteren.