This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Intro vragen genetica
4 havo
Thema 3
Gemaakt door 4H-biol2
Slide 1 - Slide
Zet van klein naar groot: 1 streng DNA, chromosoom, gen, cel
A
1 streng DNA-chromosoom-gen-cel
B
chromosoom-gen-1 streng DNA-cel
C
gen-1 streng DNA-chromosoom-cel
D
cel-chromosoom-1 streng DNA-gen
Slide 2 - Quiz
Hoeveel verschillende stikstofbasen zitten in een DNA molecuul?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 3 - Quiz
Wat kan worden beïnvloed door het milieu?
A
Genotype
B
Fenotype
C
Beide
D
Geen van Beide
Slide 4 - Quiz
Welk geslacht heeft een Y-chromosoom en van welke ouder is deze afkomstig?
A
Meisje-van moeder
B
Jongen-van allebei de ouders
C
Meisje- van vader
D
Jongen-van vader
Slide 5 - Quiz
Wat is een monohybride kruising?
Slide 6 - Open question
Welke allelcombinatie is homozygoot recessief?
A
AA
B
Aa
C
aa
D
Zowel AA als aa
Slide 7 - Quiz
Wat is er als er een letale factor is?
A
veel nakomeling sterven
B
hier worden allelen omgewisseld
C
dieren met deze allelcombinatie zijn niet levensvatbaar
D
deze combinatie van allelen bestaan niet
Slide 8 - Quiz
Waaruit is een DNA-molecuul opgebouwd?
Slide 9 - Open question
Wat is een gen?
Slide 10 - Open question
Waardoor wordt het fenotype bepaald?
A
genotype
B
milieu
C
genotype en milieu
D
mutaties en modificaties
Slide 11 - Quiz
Een lichaamscel bevat 2 X-chromosomen. Waarvan is deze afkomstig?
A
een man
B
een vrouw
C
dat kan op basis van deze gegevens niet bepaald worden
D
dit is een geslachtscel (zaadcel of eicel)
Slide 12 - Quiz
Als genen worden aangezet, komen erfelijke eigenschappen tot uiting. Hoe noem je dit?
Slide 13 - Open question
De vachtkleur van cavia's is erfelijk bepaald, waarbij zwart (A) dominant is over wit (a). Een wit mannetje (aa) paart met een zwart vrouwtje (Aa). Hoeveel procent van de nakomelingen wordt zwart?
A
0%
B
25%
C
50%
D
75%
Slide 14 - Quiz
Tijdens de levenscyclus van de vlinder vindt de metamorfose van rups tot vlinder plaats. Leg uit dat tijdens de metamorfose het fenotype kan veranderen terwijl het genotype gelijk blijft.