2.3 Ben jij verzekerd?

2.3 Ben jij verzekerd?
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2.3 Ben jij verzekerd?

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen vandaag?
  • Inleiding
  • Lesdoelen van vandaag
  • Instructie paragraaf 2.3
  • Aan de slag met 2.3
  • Bespreken van de opgaven
  • Instructie vervolg
  • Aan het werk met het huiswerk
  • Afsluiting

Slide 2 - Slide

Lesdoelen van vandaag?
  • Je kunt uitleggen dat je door verzekeren financiële risico's beperkt.
  • Je kunt berekenen wat een verzekering kost.
  • Je kunt een afweging maken tussen het wel of niet afsluiten van een verzekering.
  • Je kunt uitleggen wat voor een risico een verzekeringsmaatschappij loopt.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Link

Verzekeren
  • Verzekeren = verzekeraar neemt financiële gevolgen risico over van verzekerde
  • Polis = verzekeringscontract
  • Uitkering = geldbedrag dat de verzekerde ontvangt van de verzekeraar bij schade
  • Premie =  bedrag wat je maandelijks betaald voor de verzekering 

Slide 5 - Slide

De kosten
  • Premie
  • Poliskosten
  • Assurantiebelasting
  • Formule: Verzekeringskosten = (premie + poliskosten) + assurantiebelasting

Slide 6 - Slide

Voorbeeld
  • Je verzekert je fiets voor een premie van € 65 per jaar. De poliskosten zijn € 5. De assurantiebelasting bedraagt 21%. Bereken de verzekeringskosten.
  • Formule: Verzekeringskosten = (premie + poliskosten) + assurantiebelasting
  • Verzekeringskosten = (65 + 5) + (0,21 x 70) =
    € 84,70

Slide 7 - Slide

Wel of niet verzekeren?
  • Ben je bereid te betalen voor het risico?
  • Formule: Risico = kans op voorval x gemiddeld schadebedrag voorval

Slide 8 - Slide

Voorbeeld
  • De kans dat je fiets wordt gestolen is 1 op 5. Een nieuwe fiets kost € 500. De premie voor het verzekeren van je fiets is € 65 per jaar. Is het verstandig je fiets te verzekeren?
  • Formule: Risico = kans op voorval x gemiddeld schadebedrag voorval
  • Risico = ⅕ x 500 = € 100
  • € 65 < € 100 → ja, het is verstandig

Slide 9 - Slide

Risico's verzekeraar
  • Asymmetrische informatie = de verzekerde houdt informatie achter bij het afsluiten van de verzekering
  • Moral hazard = mensen die verzekerd zijn nemen eerder risico's
  • Averechtse selectie = vooral mensen met een hoog risico verzekeren zich

Slide 10 - Slide

Risico's beperken
  • Premiedifferentiatie - korting geven als het je niet claimt
  • Eigen risico - hoe hoger je eigen risico, hoe lager je premie omdat je de eerste kosten zelf betaald 

Slide 11 - Slide

Verzekeren
  • Verzekeren = verzekeraar neemt financiële gevolgen risico over van verzekerde
  • Polis = verzekeringscontract
  • Uitkering = geldbedrag dat de verzekerde ontvangt van de verzekeraar bij schade
  • Premie =  bedrag wat je maandelijks betaald voor de verzekering 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Hoe noemen we de prijs die je betaalt om jouw risico te verzekeren?
A
Premie
B
Solidariteit
C
Polis
D
Eigen risico

Slide 20 - Quiz

Hoe noemen we dat deel van de schade die de verzekerde zelf moet betalen?
A
Polisvoorwaarden
B
Risicoaversie
C
Premiedifferentiatie
D
Eigen risico

Slide 21 - Quiz

Wat is risico-aversie?
A
Het opzoeken van risico's
B
Verzekeren
C
Sparen
D
Het vermijden van risico's

Slide 22 - Quiz

Je sluit een verzekering af voor je mobiel. Welke kosten betaal je niet in het tweede jaar?
A
Assurantiebelasting
B
Poliskosten
C
Premie

Slide 23 - Quiz

Hoe noem je het als mensen met een laag risico bereid zijn te betalen voor mensen met een hoog risico?
A
Risicospreiding
B
Solidariteit
C
Risicoaversie
D
Moral hazard

Slide 24 - Quiz

Een zorgverzekeraar heeft te maken met mensen die op het aanvraagformulier niet invullen dat ze roken. Om welk risico gaat het hier?
A
Asymmetrische informatie
B
Moral hazard
C
Averechtse selectie
D
Moreel wangedrag

Slide 25 - Quiz

Welke maatregel werkt het best tegen moreel wangedrag?
A
Premiedifferentiatie
B
Eigen risico
C
Overheidsingrijpen

Slide 26 - Quiz

huiswerk 2.3 
lezen theorie paragraaf 2.3
maken opdrachten: 44, 45, 47, 48, 49, 51, 53 en 54

Slide 27 - Slide