Toetsen leren en maken





Toets voorbereiden en maken
1 / 15
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson





Toets voorbereiden en maken

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

De gouden tip over de voorbereiding van een toets:

Slide 3 - Mind map

De vragen op je toetsen zien er allemaal verschillend uit, maar eigenlijk gaan de vragen maar over twee dingen: 

wat ken je 
en 
wat kun je?

Slide 4 - Slide

Kennen

Kennisvragen gaan vaak over feiten. Je leert en onthoudt het en op de toets vul je het goede antwoord in. Bij dit soort vragen is het belangrijk dat je de informatie goed kunt onthouden.

Voorbeelden:
-Wanneer was de Tweede Wereldoorlog?
-Wat is een werkwoord?
-Hoe ontstaat een aardbeving?

Slide 5 - Slide

Kunnen

Soms moet je niet alleen weten wat iets is, maar moet je het ook kunnen gebruiken. Daarvoor moet je begrijpen hoe iets werkt, in elkaar zit of wat het met andere dingen te maken heeft. Vaak zijn dit vragen waarbij je een probleem moet oplossen. Bij dit soort vragen is het belangrijk dat je informatie goed begrijpt en kunt gebruiken.
Voorbeelden:
Zoek de persoonsvorm in de zin.
Bereken het gemiddelde energieverbruik.
Leg uit, over welke historische gebeurtenis gaat dit plaatje?

Slide 6 - Slide

In een toets vragen ze dus wat je kent en wat je kunt. Maar hoe vragen ze dat? Deze twee vraagsoorten kun je tegenkomen:

Slide 7 - Slide

Gesloten vragen

Bij een gesloten vraag worden altijd een aantal antwoordopties gegeven. Je kiest daar het goede antwoord uit. Een bekend voorbeeld van een gesloten vraag is de meerkeuzevraag (multiple choice). Een paar tips voor het beantwoorden van gesloten vragen:
1 Probeer eerst zelf het antwoord te geven zonder naar de antwoordmogelijkheden te kijken.
2 Twijfel je over een antwoord? Vaak is je eerste ingeving de beste.
3 Weet je het antwoord echt niet? Vul toch iets in, want misschien gok je wel goed!



Slide 8 - Slide

Voorbeelden
Welk land was niet neutraal tijdens de Tweede Wereldoorlog?
a. Zweden
b. Spanje
c. Noorwegen
d. Portugal
In Nederland wonen zeventien miljoen mensen.
a. Waar
b. Niet waar





Slide 9 - Slide

Open vragen
Bij open vragen moet je zelf een antwoord bedenken. Er zijn verschillende manieren waarop je het antwoord kunt opschrijven. De manier waarop je iets uitlegt is vaak belangrijk. Vier tips voor het beantwoorden van open vragen:
1 Bedenk alles wat je weet over het antwoord. Schrijf de belangrijke begrippen voor jezelf op en gebruik ze in je antwoord. Daarmee laat je goed zien wat je weet.
2 Is het een som? Laat dan ook zien hoe je op het antwoord bent gekomen. Soms krijg je ook punten voor de berekening, ook al is het eindantwoord fout.
3 Schrijf netjes, duidelijk en zonder taalfouten. Grote kans dat je docent onduidelijke of onleesbare antwoorden fout rekent!
4 Lees de vraag goed. Wat moet je precies voor antwoord geven? Alleen een vertaling van een woord? Of een definitie van een begrip? Of moet je een hele uitleg geven waarin je verbanden legt tussen allerlei feiten? Oftewel: hoe lang en uitgebreid moet jouw antwoord zijn?




Slide 10 - Slide

3 Schrijf netjes, duidelijk en zonder taalfouten. Grote kans dat je docent onduidelijke of onleesbare antwoorden fout rekent!

4 Lees de vraag goed. Wat moet je precies voor antwoord geven? Alleen een vertaling van een woord? Of een definitie van een begrip? Of moet je een hele uitleg geven waarin je verbanden legt tussen allerlei feiten? Oftewel: hoe lang en uitgebreid moet jouw antwoord zijn?

Slide 11 - Slide

Voorbeelden
Hoe verloopt de waterkringloop? Leg de verschillende stappen uit.
Wat is het verband tussen de opkomst van de handelaren en kolonisatie?
Wie heeft de evolutieleer bedacht?

Slide 12 - Slide

De gouden tip voor het maken van een toets:

Slide 13 - Mind map

7 gouden tips voor de toets
1 Bekijk altijd eerst de hele toets. Controleer of je alle blaadjes en vragen hebt gekregen en hoeveel vragen er zijn. Hoeveel tijd heb je ongeveer per vraag?

2 Vergeet niet je naam op je antwoordenblad te zetten!
3 Lees de vragen altijd goed. Zo voorkom je fouten door verkeerd lezen.
4 Begin met de vragen die je makkelijk kunt beantwoorden.
5 Blijf rustig. Dat is beter voor je concentratie, waardoor de kans groter is dat je het goed doet.
6 Controleer na je toets altijd of je alle vragen hebt gemaakt.
7 Tijd over? Lees je antwoorden nog eens goed na; misschien heb je toch nog een fout gemaakt. Maar let op: vaak is je eerste ingeving juist, dus verander alleen iets als je zeker weet dat je eerste antwoord fout is!





Slide 14 - Slide

DOEN!
Kijk in de toetskalender en hou je jaarplanning er bij. 
1. Schrijf de toetsen op die je nog krijgt (Datum/week- vak- hoofdstuk/paragraaf/...)
2. Bekijk de lesstof per toets/vak
3. Schrijf per toets minimaal 3 vragen op die je gaat stellen aan de docent.
4. Stel de vragen tijdens de eerstvolgende les aan de docent.

Slide 15 - Slide