H19 herhaling aan de hand van BINAS

H19 Dissimilatie
deze extra uitleg gaat over de dissimilatie
Hoofdrolspeler: ATP
Kijk eventueel eerst het filmpje helemaal, daarna is de rest veel logischer.
1 / 28
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H19 Dissimilatie
deze extra uitleg gaat over de dissimilatie
Hoofdrolspeler: ATP
Kijk eventueel eerst het filmpje helemaal, daarna is de rest veel logischer.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

ATP
Binding tussen fosfaatgroep nr 2 en 3 verbreekt, hierbij komt energie vrij.
Om weer fosfaat te binden, is energie nodig.
Deze komt uit de dissimilatie
(van glucose of andere energierijke stoffen)
In spieren bevindt zich voldoende ATP voor enkele seconden activiteit.

Slide 3 - Slide

Hydrolyse (11.4) Wanneer er een fosfaatgroep afsplitst van ATP wordt water in OH en H gesplitst en aan de 'open' uiteinden van de moleculen geplakt.
Bij het vormen van ATP gebeurt het omgekeerde en ontstaat er een molecuul water.

Slide 4 - Slide

Creatinefosfaat (CP)
- Alleen in spiercellen
- CP geeft zijn fosfaat af aan ADP zodat weer ATP gevormd wordt
- 'fosfaataccu' (voldoende voor 30 seconden activiteit)

Slide 5 - Slide

Dissimilatie
= gecontroleerde afbraak
(in kleine stapjes wordt bv.
C6H12O6 met 6 O2 afgebroken tot 6 CO2 en 6 H2O)

Slide 6 - Slide

Dissimilatie van glucose
1: glycolyse (in cytoplasma) 
8 stapjes
2: afsplitsing CO2 (decarboxylering) en vorming acetyl-CoA
1 stap
3: citroenzuurcyclus
9 stapjes
4: oxidatieve fosforylering (de elektronentransportketen)
6 stapjes

Slide 7 - Slide

Stap 1
Glycolyse. Kost 2 ATP om op te starten. L:evert 4 ATP en 2 NADH,H+. In cytoplasma.

Stap 2
Vorming van Acetyl-CoenzymA. Opbrengst: 2 NADH,H+
In mitochondriën

Stap 3
Citroenzuurcyclus. Opbrengst: 2 ATP, 6 NADH,H+ en 2 FADH2
In mitochondriën

Stap 4
Oxidatieve fosforylering. HIer wordt het merendeel van de ATP gevormd met de energie uit NADH,H+ en FADH2
Op de binnenmembraan van het mitochondrium.

C6 betekent 6 C-atomen in een keten. Er wordt dus steeds een C vanaf gebroken waarbij energie vrij komt. 
De C verdwijnt in de vorm van CO2.

Slide 8 - Slide

Welke stap van de dissimilatie van glucose vindt niet plaats in de mitochondriën?
A
Glycolyse
B
Vorming acetyl CoA
C
Citroenzuurcyclus
D
Oxidatieve fosforylering

Slide 9 - Quiz

Bij welke stap wordt de meeste ATP gevormd?
A
Glycolyse
B
Vorming acetyl CoA
C
Citroenzuurcyclus
D
Oxidatieve fosforylering

Slide 10 - Quiz

Wat is het nut van creatinefosfaat?
A
Het geeft de spiervezels rechtstreeks energie
B
Het zorgt ervoor dat ADP omgezet wordt in ATP
C
Het zorgt ervoor dat ATP omgezet wordt in ADP
D
Het handhaaft een lage pH in spieren tegen verzuring

Slide 11 - Quiz

Voor welk proces is geen ATP nodig?
A
Transport van water de cel in
B
Transport van aminozuren de cel in
C
Productie van eiwitten
D
Langs elkaar schuiven van actine en myosine

Slide 12 - Quiz

Glycolyse. 
Paars = kost ATP
Rood = levert ATP op
Blauw = begin- en eindproduct. 
Plaats: in cytoplasma
Grijs komt later.

Slide 13 - Slide

Vorming van Acetyl CoA. Het CoA wordt meteen weer vrijgemaakt door de reactie met oxaalazijnzuur.
De acetyl groep gaat de cyclus in.

Slide 14 - Slide

Citroenzuurcyclus
De energie-inhoud van de moleculen wordt stapje voor stapje lager gemaakt. De energie wordt in ATP, NADH,H+ en FADH gestopt.
NADH,H+ en FADH zijn energierijke stoffen die in de volgende stap worden verbruikt, om ATP te vormen.

Slide 15 - Slide

Oxidatieve fosforylering, ook wel: elektronen transport keten, rode route.
Elektronen van NADH,H+ en FADH2 worden afgegeven aan eiwitten op de binnenmembraan van het mitochondrium.
Deze pompen H+ van de matrix (binnenste van het mitochondrium) in de ruimte tussen de twee membranen. Daardoor onstaat een concentratieverschil. Dit verschil drijft ATP-synthetase aan.
Het verschil in H+ concentratie tussen binnen en buiten drijft ATP-synthetase aan. Dat koppelt per H+ dat het doorlaat, 1 P aan ADP, waardoor dus AT ontstaat.
Zuurstof is nodig aan het eind van de keten, om de doorgegeven elektronen aan af te geven (samen met H+). Daarmee is zuurstof de elektronenacceptor. 
NADH geeft zijn elektronen meteen aan het begin van de keten af, FADH2 een stapje later. NADH,H+ levert genoeg energie om 3 ATP te vormen. FADH2 levert de energie voor 2 ATP. 

Slide 16 - Slide

Voor welke stap is energie in de vorm van ATP nodig om het proces op gang te helpen?
A
Glycolyse
B
Vorming acetyl CoA
C
Citroenzuurcyclus
D
Oxidatieve fosforylering

Slide 17 - Quiz

Hoeveel pyrodruivenzuur ontstaat er door de glycolyse van 1 molecuul glucose?
A
1 pyrodruivenzuur
B
2 pyrodruivenzuur
C
3 pyrodruivenzuur
D
4 pyrodruivenzuur

Slide 18 - Quiz

fosforylering is
A
ATP splitsen in ADP en P
B
P aan een (ADP-) molecuul koppelen
C
een fosfor koppelen

Slide 19 - Quiz

Hoeveel mol ATP kan er in de oxidatieve fosforylering gesynthetiseerd worden bij gebruik van 1 mol FADH2 en hoeveel bij gebruik van 1 mol (NADH + H+)?
A
FADH2 = 2 NADH = 2
B
FADH2 = 2 NADH = 3
C
FADH2 = 1 NADH = 3
D
FADH2 = 3 NADH = 2

Slide 20 - Quiz

Ook andere brandstoffen worden (via de citroenzuurcyclus) gedissimileerd in de mitochondriën.
De aminogroep (-NH2) van een aminozuur wordt het eerst afgsplitst, waarbij NH3 ontstaat. Dit wordt omgezet in ureum. Er lopen 3 pijlen van aminozuren het mitochondirum in. Dit heeft te maken met het type aminozuur, die zijn allemaal verschillend.
Vetzuren bestaan uit ketens (van 2 tot 22) C-atomen. HIervan wordt steeds een groepje van 2 afgesplitst en aan CoA gekoppeld. Zo kan het de citroenzuurcyclus in. Eén vetmolecuul kan dus veel meer ATP leveren dan 1 glucosemolecuul.
Glycerol wordt glyceraldehyde-3-fosfaat, wat meteen de glycolyse in kan. (BINAS 68B, bovenaan het rode blok)

Slide 21 - Slide

Zonder zuurstof kan NADPH,H+ (en FADH2) zijn H+ niet kwijt en stopt de oxidatieve fosforylering. 
En daardoor de hele citroenzuurcyclus.
Alleen de glycolyse kan doorgaan, omdat pyrodruivenzuur de H+ van NADH,H+ opneemt (grijze vlak).
Anaerobe dissimilatie
Dieren en bacteriën vormen melkzuur bij de anaerobe dissimilatie. Andere organismen (schimmels en planten) vormen ethanol, waarbij ook CO2 gevormd wordt. 

Slide 22 - Slide


Cyaankali
KCN (kaliumcyanide of cyaankali) is giftig voor cellen, doordat het de oxidatieve fosforylering remt.
Leg uit wat het gevolg is van deze vergiftiging voor de citroenzuurcyclus.

Slide 23 - Open question


A
aerobe dissimilatie van vetzuren
B
anaerobe dissimilatie van aminozuren
C
melkzuurgisting

Slide 24 - Quiz

Hoeveel ATP levert de anaerobe dissimilatie op?
A
1
B
2
C
38
D
40

Slide 25 - Quiz

Hoeveel meer glucose moleculen heb je nodig bij de anaerobe dissimilatie t.o.v. aerobe dissimilatie om een gelijke hoeveelheid ATP te krijgen?
A
gelijk
B
2
C
19
D
38

Slide 26 - Quiz


Gist
Onderzoeker Sandra kweekt gist (Saccharomyces cerevisiae) in een eenvoudige voedingsoplossing, waarin gelabelde 14C-atomen in glucose voorkomen. De gistcultuur wordt in anaerobe omstandigheden gebracht.

In welke stof vindt Sandra na een tijdje radioactieve 14C-atomen?

A
in ethanol
B
in koolstofdioxide
C
in melkzuur en koolstofdioxide
D
in ethanol en koolstofdioxide

Slide 27 - Quiz

timer
1:00
ATP wordt omgezet naar ADP 
ADP wordt ATP
fotosynthese
voortgezette assimilatie
gisting
Aerobe dissimilatie

Slide 28 - Drag question