This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Even herhalen!
Weet jij het nog?
Slide 1 - Slide
Snelheid m/s =
Toerental wielen (omw/s) x omtrek wielen (m)
Slide 2 - Slide
snelheid in km/h
= 3,6 x de snelheid in m/s
Slide 3 - Slide
afkortingen
v= snelheid
s = verplaatsing/afstand
t = tijd
Slide 4 - Slide
formule
v = s : t
v= snelheid
s = verplaatsing/afstand
t = tijd
Slide 5 - Slide
Hoe moet je omrekenen van km/h naar m/s
A
delen door 3,6
B
vermenigvuldigen met 3,6
C
delen door 1000
D
vermenigvuldigen met 1000
Slide 6 - Quiz
Wat is de formule om snelheid te berekenen?
A
afstand x tijd
B
tijd x afstand
C
afstand : tijd
D
tijd : afstand
Slide 7 - Quiz
Welke letter is het symbool voor snelheid?
A
S
B
V
C
T
D
A
Slide 8 - Quiz
Welke letter is het symbool van afstand?
A
S
B
V
C
T
D
A
Slide 9 - Quiz
Een auto rijdt met een snelheid van 75 km/h. Hoeveel m/s is dit?
A
75
B
270
C
7500
D
20,8
Slide 10 - Quiz
een auto rijdt 1 uur en 1 kwartier met een snelheid van 100 km/h. Wat is de afstand welke hij aflegt? v = s:t
A
115 km
B
95 km
C
125
D
130 km
Slide 11 - Quiz
Johan fietst een afstand van 15 km met een snelheid van 8 km/h. Wat is de fietstijd? v = s:t
A
1.9 uur
B
1,5 uur
C
1,75 uur
D
0,5 uur
Slide 12 - Quiz
Dit is een s,t diagram
A
waar
B
niet waar
Slide 13 - Quiz
In het figuur zie je het diagram van een auto die optrekt, een stukje met constante snelheid rijdt en daarna afremt tot hij stilstaat. Hoe lang duurde het optrekken van de auto?
Slide 14 - Open question
In het (v,t) diagram zie je een fietser die vanuit stilstand vertrekt dan optrekt, remt en met een constante snelheid fietst.
Sleep de letters die bij de grafiek staan naar het juiste vlak.