Herhaling grammar 10 en 11

Herhaling grammar 10 en 11
Theme 4 
KM/MH1
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling grammar 10 en 11
Theme 4 
KM/MH1

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kan ik een vraag en ontkenning maken met het werkwoord 'to do'.

Slide 2 - Slide

Vragen maken met 'to do'.
Als je deze werkwoorden in de zin ziet staan, kun je deze vooraan zetten om een Engelse vraag te vormen:
- 'to be' (vorm = am/are/is)
- 'to have got' (of has got).
- can.

Slide 3 - Slide

Voorbeelden
I am 13 years old. > Vorm van 'to be' in de zin > am.
Am I 13 years old? >werkwoord 'am' vooraan zetten.

She has got two sisters. 
Has she got two sisters? > Alleen has vooraan.

We can help you.
Can we help you? > werkwoord 'can' vooraan zetten.

Slide 4 - Slide

Vragen maken met 'to do'.
Zie je het werkwoord 'to be', 'to have got' en 'can' niet, dan moet je op een andere manier een Engelse vraag maken.

Dat doe je door 'Do' of 'Does' te gebruiken.
Do > I, you, we, you, they
Does > he, she, it.

Slide 5 - Slide

Voorbeelden
Na 'Does' haal je de -s van het tweede werkwoord af in de vraag.

She works every day.
Does she work every day?

Na het werkwoord 'Do' verandert er niets aan het werkwoord!
Do I work every day?

Slide 6 - Slide

have / has
Zie je alleen de werkwoorden 'have' en 'has'?
Dan gebruik je ook 'do' of  'does' in een vraag.

I have curly hair.  > Do I have curly hair?
She has freckles. > Does she have freckles?
Gebruik je Does, dan verandert has naar have.

Slide 7 - Slide

Vorm een vraag:
I have a small dog.

Slide 8 - Open question

Vorm een vraag:
A tiger eats meat.

Slide 9 - Open question

Vorm een vraag:
We like chocolate cookies.

Slide 10 - Open question

Vorm een vraag:
Peter works at the supermarket.

Slide 11 - Open question

Ontkenningen maken met 'to do'.
Als je deze werkwoorden in de zin ziet staan, kun je +not toevoegen om een ontkenning te maken:
- 'to be' (vorm = am/are/is)
- 'to have got' (of has got).
- can.

Slide 12 - Slide

Voorbeelden
I am 13 years old. > Vorm van 'to be' in de zin > am.
I am not 13 years old. > not toevoegen aan am.

She has got two sisters. 
She hasn't got two sisters. > not toevoegen aan has.

We can help you.
We can't help you. > not toevoegen aan can.

Slide 13 - Slide

Ontkenningen maken met 'to do'.
Zie je het werkwoord 'to be', 'to have got' en 'can' niet, dan moet je op een andere manier een Engelse ontkenning maken.

Dat doe je door 'don't' of 'doesn't' te gebruiken.

don't of doesn't komt tussen het persoonlijk voornaamwoord en het werkwoord. 

Slide 14 - Slide

Voorbeelden
Na 'doesn't' haal je de -s van het tweede werkwoord af in de ontkenning.

She works every day.
She doesn't work every day.
Na het werkwoord 'don't' verandert er niets aan het werkwoord!
I don't work every day.

Slide 15 - Slide

have / has
Zie je alleen de werkwoorden 'have' en 'has'?
Dan gebruik je ook don't en doesn't in de ontkenning.

I have curly hair.  > I don't have curly hair.
She has freckles. > She doesn't have freckles.
Gebruik je doesn't, dan verandert has naar have.

Slide 16 - Slide

Vorm een ontkenning:
I have two cats.

Slide 17 - Open question

Vorm een ontkenning:
A tiger eats meat.

Slide 18 - Open question

Vorm een ontkenning:
We love to eat candy.

Slide 19 - Open question

Ik kan vragen en ontkenningen maken met to do.
A
Yes
B
No
C
Ik moet nog even oefenen.

Slide 20 - Quiz