een bijzin die als nabepaling bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord staat. Een bijvoeglijke bijzin is nooit een zelfstandig zinsdeel, maar altijd een deel van een zinsdeel.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4
This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Wat is een bijvoeglijke bijzin?
een bijzin die als nabepaling bij een zelfstandig naamwoord of een voornaamwoord staat. Een bijvoeglijke bijzin is nooit een zelfstandig zinsdeel, maar altijd een deel van een zinsdeel.
Slide 1 - Slide
Voorbeelden:
Het meisje dat mij gisteren belde, heeft nu al een andere date.
De docent die in lokaal 95 zit, is al weken ziek.
De regen die voorspeld was, is niet gekomen.
Slide 2 - Slide
Er zijn twee soorten:
1) de beperkende bijvoeglijke bijzin
2) de uitbreidende bijvoeglijke bijzin
Slide 3 - Slide
beperkende bijvoeglijke bijzin
Een beperkende bijzin specificeert (beperkt) de betekenis van het zelfstandig naamwoord, en kan daarom niet weggelaten worden.
(maakt de groep kleiner)
Slide 4 - Slide
beperkend:
Sinaasappels die nog niet helemaal oranje zijn, kun je beter niet eten.
(Als je de bijzin weghaalt, klopt je zin niet meer!)
Slide 5 - Slide
uitbreidende bijvoeglijke bijzin
Een uitbreidende bijzin geeft extra informatie over het zelfstandig naamwoord en kan weggelaten worden.
Slide 6 - Slide
uitbreidend:
Sinaasappels, die veel vitamine C bevatten, kunnen een verkoudheid voorkomen.
(Als je de bijzin weghaalt, klopt je zin nog steeds!)
Slide 7 - Slide
uitleg
Sinaasappels die nog niet helemaal oranje zijn, kun je beter niet eten.
In de eerste zin is er geen korte rust voor de bijzin die nog niet helemaal oranje zijn. Ook krijgt de bijzin bijzondere nadruk.
Zoals je ziet kun je deze bijzin niet weglaten: het gaat puur om sinaasappels die nog niet helemaal oranje zijn.
Slide 8 - Slide
uitleg
Sinaasappels, die veel vitamine C bevatten, kunnen een verkoudheid voorkomen.
In de tweede zin hoor je een korte rust voor de bijzin die veel vitamine C bevatten. Ook krijgt deze bijzin een lagere toon dan de hoofdzin.
Deze bijzin geeft extra informatie en kun je daarom weglaten.
Slide 9 - Slide
let op!
Let op: vóór een beperkende bijzin zet je geen komma, vóór een uitbreidende bijzin wel.
Slide 10 - Slide
verschil
De volgende twee voorbeeldzinnen maken duidelijk hoe belangrijk een komma kan zijn:
Slide 11 - Slide
Beperkend:
De jongens die te laat waren, moesten schoolblijven.
Uitbreidend:
De jongens, die te laat waren, moesten schoolblijven.
In de eerste zin zijn er ook nog jongens die niet te laat waren.
In de tweede zin zijn alle jongens te laat.
Slide 12 - Slide
En nu jullie!
Slide 13 - Slide
Leerlingen die te laat op de kamer waren, moesten in het hostel blijven.
A
uitbreidende bijvoeglijke bijzin
B
beperkende bijvoeglijke bijzin
Slide 14 - Quiz
Gepensioneerden, die toch al zwaar gekort worden, krijgen een extra korting op hun pensioen.
A
uitbreidende bijvoeglijke bijzin
B
beperkende bijvoeglijke bijzin
Slide 15 - Quiz
De actie die een succes werd, wordt volgend jaar herhaald.
A
uitbreidende bijvoeglijke bijzin
B
beperkende bijvoeglijke bijzin
Slide 16 - Quiz
Maar nu...
staat de komma goed?
Slide 17 - Slide
Appels, die nog niet helemaal rijp zijn, kun je beter niet eten.
A
Interpunctie is correct.
B
Interpunctie is niet correct.
Slide 18 - Quiz
De rugbysters, die na de uitschakeling uitgeput waren, liepen naar de kleedkamer.
A
Interpunctie is correct.
B
Interpunctie is niet correct.
Slide 19 - Quiz
Leraren, die veertig uur per week werken, hebben recht op arbeidstijdverkorting
A
Interpunctie is correct.
B
Interpunctie is niet correct.
Slide 20 - Quiz
Wageningen, de stad waar ik geboren ben, viert haar 750-jarig bestaan.
A
Interpunctie is correct.
B
Interpunctie is niet correct.
Slide 21 - Quiz
Aan de slag
In Talent online: maak de opdrachten die huiswerk waren;