What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Visit the website
‹
Return to search
H3 en H5 theorie
H3 en H5 theorie
1 / 14
next
Slide 1:
Slide
Ned
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
14 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Lesson duration is:
40 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
H3 en H5 theorie
Slide 1 - Slide
Iedere schrijver heeft een schrijfdoel. Bij elk schrijfdoel horen verschillende tekstsoorten. Sleep het juiste doel naar de bijbehorende tekstsoort.
Activeren
Amuseren
Overtuigen
Informeren
Slide 2 - Drag question
Tekst
Artikel
E-mail met een klacht
Hand-
leiding
schrijfdoel: informeren
schrijfdoel: overtuigen
schrijfdoel: instrueren
gebaseerd op een mening
Voornamelijk gebaseerd op feiten
Slide 3 - Drag question
Wat zijn signaalwoorden opsommend verband ?
A
om te beginnen, ook, bovendien, en, daarnaast, vervolgens, verder, ten slotte
B
daardoor, doordat, als gevolg van
C
maar, toch, echter, desondanks, aan de ene kant .... aan de andere kant, daar staat tegenover
D
daarom, dus, omdat, want, namelijk, immers
Slide 4 - Quiz
'Want' is een signaalwoord. Welk verband geeft het aan?
A
Een uitleg
B
Een voorbeeld
C
Een tegenstelling
D
Een opsomming
Slide 5 - Quiz
Welke woorden zijn signaalwoorden tegenstellend verband
A
daarentegen, aan de ene kant, aan de andere kant, integendeel
B
nadat, eerst, tegelijkertijd, tijdens
C
vervolgens, ten slotte, bovendien, als laatste
D
volgende week, morgen, een andere keer, gisteren
Slide 6 - Quiz
Hoofdzaak
Bijzaak
Belangrijk
Kernzin
Kan weggelaten worden
Een voorbeeld
Slide 7 - Drag question
Hoofdgedachte
Alinea
Onderwerp
Deelonderwerp
Leesstrategieën
Een tekst kun je in logische stukken indelen. Een stuk dat bij elkaar hoort, heet een...
het onderwerp van een alinea
oriënterend, globaal, zoekend, precies lezen
Samenvatting van een tekst in één zin
Een beschrijving van een woord/een paar woorden waar de tekst over gaat
Slide 8 - Drag question
Welke uitspraak over kernzin is waar?
Een kernzin:
A
is een samenvatting van de alinea
B
bevat de hoofdzaken van de alinea
C
is altijd de eerste zin van de alinea
D
is niet in alle alinea's aanwezig
Slide 9 - Quiz
Wat past waar? Feit of mening?
Feit
Mening
Feit
Feit
Mening
Slide 10 - Drag question
Een tekst lees je altijd met een bepaald leesdoel. Wat zijn leesdoelen die passen bij deze tekst?
A
Ik wil weten hoe iets werkt.
B
Ik wil weten hoe duur het boek is.
C
Ik wil weten wat iemand van iets vindt.
D
Ik wil meer informatie over het boek.
Slide 11 - Quiz
Wat is een deelonderwerp?
A
Verschillende dingen die over het hoofdonderwerp verteld worden.
B
Als er 2 onderwerpen in een tekst zitten.
C
Als de tekst niet echt een onderwerp heeft.
D
Een ander woord voor onderwerp.
Slide 12 - Quiz
Sleep het juiste verband naar het juiste signaalwoord.
om ... te
maar
verder
zo
tegenstelling
opsomming
middel-doel
voorbeeld
Slide 13 - Drag question
Voorbeeld
Middel-doel
Opsommend verband
Tegenstellend verband
Redengevend verband
dankzij
evenals
kortom
want
zoals
bovendien
echter
daarmee
maar
ten eerste
(net) als
namelijk
daarom
Slide 14 - Drag question