This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Werkwoordspelling oefenen
H2 en H7
Slide 1 - Slide
Noem de drie kenmerken van een persoonsvorm
A
Plaats, datum en tijd
B
Getal, plaats en tijd
C
Persoon, tijd en getal
D
Tijd, persoon en plaats
Slide 2 - Quiz
De kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin. De persoonsvorm is:
A
Kinderen
B
Vinden
C
Persoonsvorm
D
Deze
Slide 3 - Quiz
blazen de stam = ..... de ik-vorm = .....
Slide 4 - Open question
poetsen
luisteren
Voltooid deelwoord met t
Voltooid deelwoord met d
groeten
rennen
horen
vragen
wandelen
maken
fietsen
pakken
tekenen
leren
Slide 5 - Drag question
Ik
Wij
onze mond te houden.
Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
heb
gegeten.
worden
gevraagd
Slide 6 - Drag question
Tijdproef
voltooid deelwoord
De persoonsvorm kun je vinden met behulp van de ..................
Ik heb intensief gesport. Gesport is een ...........
Slide 7 - Drag question
Vul de juiste spelling van het werkwoord in.
Zij heeft hem ... (overtuigen) met haar argumenten.
timer
0:20
Slide 8 - Open question
Vul de juiste spelling van het werkwoord in.
... (bieden) je meer of minder geld?
timer
0:20
Slide 9 - Open question
Vul de juiste spelling van het werkwoord in.
Hij is onlangs van telefoon ... (switchen)
timer
0:20
Slide 10 - Open question
Vul de juiste spelling van het werkwoord in.
Wanneer ... (worden) de gymzaal gesloopt?
timer
0:20
Slide 11 - Open question
Spelling - werkwoorden Spel de werkwoorden in de verleden tijd correct: Die vandalen […] (bekogelen) eerst een treinstel en […] (gooien) vervolgens een lucifer in het schoonmaakmagazijn.
Slide 12 - Open question
Noteer van het werkwoord de juiste spelling in de verleden tijd. De scheidsrechter … (fluiten) voor het einde van de wedstrijd.