What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Visit the website
‹
Return to search
zwakke werkwoorden met uitleg
Werkwoorden - basis
intro
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Werkwoorden - basis
intro
Slide 1 - Slide
De personen - enkelvoud
1e persoon:
ich
(ik)
2e persoon:
du
(jij)
3e persoon:
er, sie
(hij, zij)
es
(het)
uitleg
Slide 2 - Slide
De personen - meervoud
1e persoon:
wir
(wij)
2e persoon:
ihr
(jullie)
3e persoon:
sie
(zij)
Sie
(u)
uitleg
Slide 3 - Slide
Elke persoon zijn eigen uitgang!
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
fe
esttenten
uitleg
Slide 4 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
Hoe werkt het?
regel
: stam + uitgang
wohn
en
stam: -en eraf
-> wohn
uitleg
Slide 5 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Hoe werkt het?
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
wohn
regel
: stam + uitgang
wohn
en
stam: -en eraf
-> wohn
uitleg
Slide 6 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Consequent!
komm
sammel
üb
üb
sammel
komm
stam: -en eraf
komm
en
-> komm
üb
en
-> üb
sammel
n
-> sammel
uitleg
Slide 7 - Slide
En nu jij!
Je krijgt 13 vragen:
4x multiple choice
9x open
Kan jij alle werkwoorden al correct vervoegen?
uitleg
Slide 8 - Slide
wohnen (ich)
1/13
uitleg/antwoord
wohnen ->
stam = wohn ->
ich = -e ->
wohn
e
A
wohne
B
wohnst
C
wohnt
D
wohnen
Slide 9 - Quiz
machen (ihr)
2/13
uitleg/antwoord
machen ->
stam = mach ->
ihr = -t ->
mach
t
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen
Slide 10 - Quiz
rudern (du)
3/13
uitleg/antwoord
rudern ->
stam = ruder ->
du = -st ->
ruder
st
A
rudere
B
ruderst
C
rudernst
D
rudernt
Slide 11 - Quiz
kommen (Omar)
4/13
uitleg/antwoord
kommen ->
stam = komm ->
Omar = er (3e persoon enk.) = -t ->
komm
t
A
kommet
B
komt
C
kommst
D
kommt
Slide 12 - Quiz
wohnen (du)
5/13
uitleg/antwoord
wohnen ->
stam = wohn ->
du = -st ->
wohn
st
Slide 13 - Open question
spielen (ich)
6/13
uitleg/antwoord
spielen ->
stam = spiel ->
ich = -e ->
spiel
e
Slide 14 - Open question
sammeln (Maria)
7/13
uitleg/antwoord
sammeln ->
stam = sammel ->
Maria = sie (3e persoon enk.) = -t ->
sammel
t
Slide 15 - Open question
kochen (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
kochen ->
stam = koch ->
ihr = -t ->
koch
t
Slide 16 - Open question
fragen (wir)
9/13
uitleg/antwoord
fragen ->
stam = frag ->
wir = en ->
frag
en
Slide 17 - Open question
schreiben (Frau Müller)
11/13
uitleg/antwoord
schreiben ->
stam = schreib ->
Frau Müller = sie (3e persoon enk.) = -t ->
schreib
t
Slide 18 - Open question
brennen (das Haus)
10/13
uitleg/antwoord
brennen ->
stam = brenn ->
das Haus = es (3e persoon enk.) = -t ->
brenn
t
Slide 19 - Open question
lachen (Sie)
12/13
uitleg/antwoord
lachen ->
stam = lach ->
S
ie = -en ->
lach
en
Slide 20 - Open question
stehen (die Frauen)
13/13
uitleg/antwoord
stehen ->
stam = steh ->
die Frauen = sie (3e persoon mv)
= -en ->
steh
en
Slide 21 - Open question
Een paar probleempjes...
de stam eindigt op een -t of -d
de stam eindigt op een groepje medeklinkers
de stam eindigt op een sis-klank
uitleg
Slide 22 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d: het probleem
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
uitleg
Slide 23 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op -t of -d: de oplossing
arbeit
arbei
t
arbei
t
arbeit
arbei
t
arbeit
stam: -en eraf
arbeit
en
-> arbei
t
find
en
-> fin
d
wart
en
-> war
t
red
en
-> re
d
e
e
e
d-tje / t-tje? -> extra e-tje!
uitleg
Slide 24 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op groepje medeklinkers : het probleem
regn
re
gn
re
gn
regn
re
gn
regn
stam: -en eraf
regn
en
-> re
g
n
öffn
en
-> ö
ffn
atm
en
-> a
tm
zeichn
en
-> zei
chn
uitleg
Slide 25 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op groepje medeklinkers : het probleem
ö
ffn
a
tm
zei
chn
stam: -en eraf
regn
en
-> re
g
n
öffn
en
-> ö
ffn
atm
en
-> a
tm
zeichn
en
-> zei
chn
uitleg
Slide 26 - Slide
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
e
st
t
en
t
en
Stam op groepje medeklinkers: de oplossing
ö
ffn
re
gn
a
tm
e
e
e
stam: -en eraf
regn
en
-> re
g
n
öffn
en
-> ö
ffn
atm
en
-> a
tm
zeichn
en
-> zei
chn
uitleg
Slide 27 - Slide
ich
du
er, sie, es
du
du
du
e
st
t
st
st
st
Stam op -ß, -ss, -z, -sch: het probleem
hei
ß
kü
ss
tan
z
tau
sch
stam: -en eraf
heiß
en
-> hei
ß
küss
en
-> kü
ss
tanz
en
-> tan
z
tausch
en
-> tau
sch
uitleg
Slide 28 - Slide
du
du
du
du
t
t
t
t
Stam op -ß, -ss, -z, -sch: de oplossing
hei
ß
kü
ss
tan
z
tau
sch
stam: -en eraf
heiß
en
-> hei
ß
küss
en
-> kü
ss
tanz
en
-> tan
z
tausch
en
-> tau
sch
gewoon de 's' van 'st' weghalen!
uitleg
Slide 29 - Slide
En nu jij!
Je krijgt 13 vragen:
4x multiple choice
9x open
Kan jij alle werkwoorden al correct vervoegen?
uitleg
Slide 30 - Slide
rechnen (ich)
1/13
uitleg/antwoord
rechnen ->
stam = rechn ->
ich = -e -> geen uitspraakprobleem
rechn
e
A
rechne
B
rechene
C
rechen
D
reche
Slide 31 - Quiz
warten (ihr)
2/13
uitleg/antwoord
warten ->
stam = wart ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
wart
e
t
A
wart
B
warten
C
wartet
D
wartent
Slide 32 - Quiz
heißen (du)
3/13
uitleg/antwoord
heißen ->
stam = heiß ->
du = -st -> de s vervalt
heiß
t
A
heißest
B
heißt
C
heißst
D
heißenst
Slide 33 - Quiz
reden (Jamila)
4/13
uitleg/antwoord
reden ->
stam = red ->
Jamila = sie (3e persoon enk) = -t -> extra
e
nodig
red
e
t
A
redt
B
redst
C
redest
D
redet
Slide 34 - Quiz
löschen (du)
5/13
uitleg/antwoord
löschen ->
stam = lösch ->
du = -st -> de s vervalt
lösch
t
Slide 35 - Open question
finden (ich)
6/13
uitleg/antwoord
finden ->
stam = find ->
ich = -e -> geen uitspraakprobleem
find
e
Slide 36 - Open question
tanzen (Maria)
7/13
uitleg/antwoord
tanzen ->
stam = tanz ->
Maria = sie (3e persoon enk.) = -t ->
tanz
t
Slide 37 - Open question
arbeiten (ihr)
8/13
uitleg/antwoord
arbeiten ->
stam = arbeit ->
ihr = -t -> extra
e
nodig
arbeit
e
t
Slide 38 - Open question
regnen (es)
9/13
uitleg/antwoord
regnen ->
stam = regn ->
es = -t -> uitspraakprobleem, extra
e
nodig
regn
e
t
Slide 39 - Open question
antworten (Frau Müller)
11/13
uitleg/antwoord
abtworten ->
stam = antwort ->
Frau Müller = sie (3e persoon enk.) = -t -> extra
e
nodig
antwort
e
t
Slide 40 - Open question
heißen (der Film)
10/13
uitleg/antwoord
heißen ->
stam = heiß ->
der Film = er (3e persoon enk.) = -t ->
heiß
t
Slide 41 - Open question
küssen (Sie)
12/13
uitleg/antwoord
küssen ->
stam = küss ->
S
ie = -en ->
küss
en
Slide 42 - Open question
zeichnen (die Lehrerin)
13/13
uitleg/antwoord
zeichnen ->
stam = zeichn ->
die Lehrerin = sie (3e persoon enk.) = -t -> uitspraakprobleem, extra
e
nodig
zeichn
e
t
Slide 43 - Open question
Samenvatting
Basisregel: stam + uitgang
standaard uitgangen
:
ich
du
er, sie, es
wir
ihr
sie, Sie
-e
-st
-t
-en
-t
-en
3 problemen + oplossing
:
stam op -t/-d -> extra '
e
' bij du/er/ihr
stam op veel medeklinkers -> extra '
e
' bij du/er/ihr
stam op sis-klank -> bij 'du' geen
st
maar
t
uitleg
Slide 44 - Slide
slotwoord
Slide 45 - Slide