Oefenen H5

Oefenen H5ECONOMIE
Hoofdstuk 5 
Pincode 7e editie 
1 / 20
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Oefenen H5ECONOMIE
Hoofdstuk 5 
Pincode 7e editie 

Slide 1 - Slide

Een staatsschuld ontstaat door in de jaren met een begrotingstekort:
A
Geld uit te geven
B
Geld te lenen
C
Geld te sparen
D
Geld te hebben

Slide 2 - Quiz

Geef (door middel van slepen) aan of de genoemde belasting een vorm van directe of indirecte belasting is.
Directe belastingen
Indirecte belastingen
BTW
Loon en inkomstenbelasting
Accijns
Vennootschapsbelasting
Motorrijtuitenbelasting
Invoerrrechten

Slide 3 - Drag question

Geef (door middel van slepen) aan wat wel / niet gevolgen zijn van economische groei. 
Wel
Niet
Minder overheidsuitgaven
Meer subsidie voor bedrijven
Minder welvaart

Slide 4 - Drag question

1 =                                               Kies uit:
2 =                                                  
3 =                                                 
4 =                                                 
5 =                                                  
6 =                                                  
Na een periode van hoogconjunctuur belandt een economie vaak in een recessie. Volgens een econoom is zo’n recessie nodig om de nadelige gevolgen van hoogconjunctuur ongedaan te maken.Volgens deze econoom zal in een recessie de krapte op de arbeidsmarkt …(1)…, waardoor het voor bedrijven …(2)… wordt om personeel te vinden. Veel bedrijven zullen hun prijzen …(3)…, waardoor de inflatie ...(4)…. Het begrotingstekort van de overheid zal …(5)…, doordat de belastingontvangsten …(6)…, terwijl de uitgaven moeilijk kunnen worden aangepast.
afnemen
toenemen
makkelijker
moeilijker
verhogen
verlagen
afneemt
toeneemt
afnemen
toenemen
dalen
stijgen

Slide 5 - Drag question

Welke uitspraak past bij een sociale markteconomie?
A
De overheid geeft met strenge regels vorm aan de samenleving
B
De overheid mengt zich niet in het spel van vraag en aanbod
C
De overheid zorgt ervoor dat het land aantrekkelijk is voor grote bedrijven
D
De overheid zorgt met wetten en regels voor een bestaansminimum

Slide 6 - Quiz

Een planeconomie heeft geen marktwerking, terwijl dat wel zo is bij een vrijemarkteconomie en sociale markteconomie ... ?
A
Juist
B
Onjuist

Slide 7 - Quiz

Wat is privatisering?
A
De overheid koopt een dienst of activiteit van een particulier bedrijf met het idee hier winst me te kunnen maken.
B
De overheid stimuleert particuliere bedrijven om meer mensen in dienst te nemen.
C
De overheid verkoopt een dienst of activiteit aan een bedrijf in de particuliere sector.
D
Het privévermogen van eigenaren van bedrijven in de particuliere sector wordt door de overheid beschermd.

Slide 8 - Quiz

Welke instanties geven er advies aan de overheid?

Slide 9 - Open question

Wanneer de overheid aflost op de staatsschuld. Wat voor gevolgen heeft dat op de rentekosten op de staatsschuld
A
Deze worden hoger
B
Deze blijven gelijk
C
Deze worden lager

Slide 10 - Quiz

Wat is een staatsschuld?
A
Het totaal van de export die een land heeft gemaakt
B
Het totaal van de import die een land heeft gemaakt
C
Het totaal van de schulden die een land heeft gemaakt.
D
Een deel van de schulden die een land heeft gemaakt.

Slide 11 - Quiz

Een begrotingstekort is:
A
De verwachte inkomsten van de overheid zijn groter dan de verwachte uitgaven.
B
De verwachte inkomsten van de overheid zijn lager dan de verwachte uitgaven.
C
De schuld die de overheid heeft opgebouwd door geld te lenen.

Slide 12 - Quiz

Wat kan de overheid doen wanneer er een begrotingstekort is ontstaan?

Slide 13 - Open question

BBP 150 miljard. Begrotingstekort: 4 miljard euro. Bereken het begrotingstekort in % van het BBP. Afronden op 1 decimaal.

Slide 14 - Open question

Volksverzekeringen worden betaald door...
A
Iedere burger in Nederland
B
De overheid
C
Alle mensen die belasting betalen in Nederland

Slide 15 - Quiz

Volksverzekeringen zijn…
A
sociale voorzieningen die iedere inwoner van inkomen voorziet in moeilijke tijden.
B
sociale verzekeringen voor alle mensen die werken in Nederland.
C
financiële bijdragen van de overheid voor gepensioneerden.
D
sociale verzekeringen voor alle inwoners.

Slide 16 - Quiz

Welke is GEEN weknemersverzekering?
A
WW
B
WWB
C
WIA
D
AOW

Slide 17 - Quiz

Vergrijzing is vooral een probleem voor
A
AOW
B
Pensioen

Slide 18 - Quiz


In welke bevolkingspiramide is er sprake van vergrijzing?
A
1950
B
2050

Slide 19 - Quiz

Wat is het juiste gevolg van vergrijzing?
A
Dat er veel oude mensen zijn dan jongeren.
B
Er moeten steeds meer uitkeringen (AOW) worden betaalt.
C
De AOW leeftijd is verhoogt door de overheid.
D
De zorg is verbeterd waardoor mensen langer blijven leven.

Slide 20 - Quiz