Boek B Hoofdstuk 14.3 Aandrijven en tegenwerken

meewerkende krachten.

als je fiets duw je tegen de trappers. 
het achterwiel duwt de fiets vooruit dit noem je een aandrijvende kracht.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

meewerkende krachten.

als je fiets duw je tegen de trappers. 
het achterwiel duwt de fiets vooruit dit noem je een aandrijvende kracht.

Slide 1 - Slide

meewerkende kracht.
als je een heuvel afrijdt trekt de zwaartekracht je naar beneden. 
de zwaartekracht is een meewerkende kracht in dit verhaal.

Slide 2 - Slide

tegenwerkende kracht.
rolwrijving ontstaat door het rollen over de weg.

 wrijving is een tegenwerkende kracht dit remt dus af.

Slide 3 - Slide

tegenwerkende kracht.
in het wiel zit een kogel-lagers. 

hier ontstaat ook rolwrijving.

een slecht gesmeerde fiets heeft een hogere rolwrijving dus meer afremming

Slide 4 - Slide

tegenwerkende kracht.
luchtwrijving onstaat door de wind.

als je je remmen gebruikt onstaat er remkracht.

zwaartekracht kan heuvel opwaards tegen werken en heuvel afwaards mee werken.

Slide 5 - Slide

versnelde beweging
bij een versnelde beweging ga je steeds sneller.

de aandrijvende kracht is groter dan de tegenwerkende kracht.

deze krachten bij elkaar noem je de resulterende kracht. een ander woord voor resulterende kracht is nettokracht.

Slide 6 - Slide

versnelde beweging


horizontale as is de tijd-as
verticale as is de snelheid-as


Slide 7 - Slide

eenparige beweging
je snelheid blijft hetzelfde.

de aandrijvende kracht is even groot als de tegenwerkende kracht.

de netto-kracht is altijd 0.

Slide 8 - Slide

eenparige beweging


horizontale as is de tijd-as
verticale as is de snelheid-as

Slide 9 - Slide

vertraagde beweging
je snelheid neemt af.

de tegenwerkende kracht is groter dan de aandrijvende kracht.

de netto kracht is tegen de rij richting in.

Slide 10 - Slide

vertraagde beweging


horizontale as is de tijd-as
verticale as is de snelheid-as

Slide 11 - Slide

snelheid, tijd-diagram

Slide 12 - Slide

wat is snelheid.
snelheid is bij sporten erg belangrijk.

de eenheid van snelheid is km/h
km= kilometer
/= per
h= uur

de eenheid kan ook m/s zijn
m=meter
/=per
s= seconde

Slide 13 - Slide

hoe reken je hiermee?
om snelheid te bereken heb je de afstand nodig en de tijd.

snelheid= afstand : tijd

voorbeeld:
max rijdt 430 km op het circuit van Zandvoort als test ronde. zijn tijd is 2 uur.
wat was de snelheid van Max?

Slide 14 - Slide



max rijdt 430 km op het circuit van Zandvoort als test ronde. zijn tijd is 2 uur. 
wat was de snelheid van Max?
snelheid= afstand : tijd

afstand= 430 km
tijd= 2 uur

snelheid= 430/2=215 km/h

Slide 15 - Slide

gemiddelde snelheid.
iemand heeft niet altijd dezelfde snelheid. 

we spreken daarom dat de snelheid gemiddeld is. 

Slide 16 - Slide

afstand
als je de snelheid weet en de tijd weet kan je de afstand uitrekenen.

afstand= snelheid x tijd

voorbeeld: je rijdt met je moeder over de snelweg van boskoop naar gouda centrum. ze rijdt 85km/h en ze doet er 30 minuten over. wat is de afstand?

Slide 17 - Slide


je rijdt met je moeder over de snelweg van boskoop naar gouda centrum. ze rijdt 85km/h en ze doet er 30 minuten over. wat is de afstand?
afstand= snelheid x tijd

snelheid= 85 km/h
tijd= 30 minuten (30 minuten is de helft van 1 uur schrijf dit dan als 0,5 uur)

85x0,5=42.5 km 
(erg om gereden)

Slide 18 - Slide

tijd
als je de afstand en de snelheid weet kan je de tijd uitrekenen.

tijd=afstand : snelheid

voorbeeld: koen rijdt 18km/h over een afstand van 9 km. hoe lang doet hij hierover?

Slide 19 - Slide



koen rijdt 18km/h over een afstand van 9 km. hoe lang doet hij hierover?
tijd= afstand : snelheid

afstand= 9 km
snelheid = 18 km/h
9:18=0.5 H

dus een half uur (30 minuten)

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

driehoek

Slide 22 - Slide