What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Visit the website
‹
Return to search
Werkwoordspelling - nog even oefenen
Nog even oefenen!
Jullie hebben morgen een formatieve toets werkwoordspelling en volgende week de toets voor een cijfer. Hier nog een paar oefenvragen. Veel succes!
1 / 28
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 3
This lesson contains
28 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nog even oefenen!
Jullie hebben morgen een formatieve toets werkwoordspelling en volgende week de toets voor een cijfer. Hier nog een paar oefenvragen. Veel succes!
Slide 1 - Slide
Vul de juiste vorm in:
Vorige week (verven) mijn broer en ik onze slaapkamers.
A
verven
B
verften
C
verfde
D
verfden
Slide 2 - Quiz
Welke zin is juist gespeld?
A
Als ik het antwoord niet raad, word zij boos.
B
Als ik het antwoord niet raadt, word zij boos.
C
Als ik het antwoord niet raadt, wordt zij boos.
D
Als ik het antwoord niet raad, wordt zij boos.
Slide 3 - Quiz
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
(beantwoorden) ..... je zus die vraag niet?
Slide 4 - Open question
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
Mijn vader .... de auto bij Aegon.
A
verzeker
B
verzekert
C
verzekerd
D
verzekerdt
Slide 5 - Quiz
In welke zin is de persoonsvorm juist gespeld?
A
Hij verhuist volgende week naar Amsterdam.
B
Hij verhuisd volgende week naar Amsterdam.
C
Hij verhuisdt volgende week naar Amsterdam.
D
Hij verhuisde volgende week naar Amsterdam.
Slide 6 - Quiz
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
(verkleden) ..... jij je drie keer per dag?
Slide 7 - Open question
Zij heeft het afgelopen jaar te weinig (trainen).
Slide 8 - Open question
Wat hoort er op de plek van de puntjes?
De zon .... licht en warmte.
A
verspreit
B
verspreid
C
verspreidt
D
versprijt
Slide 9 - Quiz
Welke zin is juist?
A
Als het regent wordt je nat.
B
Als het regent word je nat.
C
Als het regent, wordt je nat.
D
Als het regent, word je nat.
Slide 10 - Quiz
de (vallen) engel
Slide 11 - Open question
Ik heb de afgelopen weken bijna niets (verdienen).
A
verdient
B
verdiend
C
verdiendt
Slide 12 - Quiz
Hij kreeg zijn (verdienen) loon
A
verdiende
B
verdiendde
Slide 13 - Quiz
Mijn neef (scoren) vorige week nog drie doelpunten!
Slide 14 - Open question
De (vermissen) sleutels waren snel weer terecht.
A
vermiste
B
vermistte
Slide 15 - Quiz
(Worden) je broer ook zo gek van dat wachten?
A
Word
B
Wordt
Slide 16 - Quiz
het (redden) kind
Slide 17 - Open question
Toen hij gisteren niet (antwoorden) (verzuchten) ik dat ik er nu echt klaar mee ben.
A
antwoorde- verzuchtte
B
antwoordde, verzuchtte
C
antwoordde-verzuchte
D
antwoorde-verzuchte
Slide 18 - Quiz
de (schilderen) muur
Slide 19 - Open question
Kies het juiste werkwoord:
"Het vliegtuig ..."
A
land
B
landt
C
lant
Slide 20 - Quiz
de (haten) dictator
Slide 21 - Open question
Aan het begin van het jaar (besteden, vt) we veel tijd aan werkwoordspelling.
A
besteden
B
besteede
C
besteedden
D
besteeden
Slide 22 - Quiz
het (controleren) alarm
Slide 23 - Open question
Weet je wel wat het beteken.... als je werkwoordspelling echt beheerst!
A
betekend
B
betekent
C
betekende
D
betekente
Slide 24 - Quiz
het (braden) vlees
Slide 25 - Open question
Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde
Slide 26 - Quiz
de (aanbieden) prijs
Slide 27 - Open question
Zo!
Succes met de formatieve en de echte toets!
Slide 28 - Slide