• De lever werkt mee aan het constant houden van het glucosegehalte in het bloed.
• De lever kan sommige voedingsstoffen omzetten. De lever kan bijvoorbeeld uit eiwitten fibrinogeen vormen.
• De lever maakt gal die wordt uitgescheiden en tijdelijk wordt opgeslagen in de galblaas.
• De lever breekt afvalstoffen af, zoals dode rode bloedcellen.
• De lever breekt overtollige eiwitten af. Eiwitten kunnen niet in het lichaam worden opgeslagen. De lever breekt eiwitten af die niet meteen worden gebruikt. Hierbij ontstaat de giftige afvalstof ureum. Ureum wordt door de lever aan het bloed afgegeven. De nieren halen het uit het bloed.
• De lever haalt gifstoffen uit het bloed en breekt deze af (bijvoorbeeld alcohol, drugs en medicijnen). De onwerkzaam gemaakte gifstoffen worden door de nieren uitgescheiden.