Noteer op de volgende vragen je antwoord; in de volgende vraag lever je de foto's in.
1. Je moet zinkfosfaat maken. Daarvoor heb je twee zout-oplossingen nodig. Welke twee oplossingen zou je maken?
2. Geef de reactievergelijking van het maken van zinkfosfaat
3. Welke ionen zijn wel aanwezig maar doen niet mee in de reactie? Geef de formules.
4. Vervolgens ga je dit mengsel filtreren. Welke stof(fen) is/zijn het residu en welke stof(fen) is/zijn het filtraat?
5. Het filtraat ga je indampen. Er blijft vast zout over. Geef de reactievergelijking van het indampen van het zout.