H5 deel 1

Rekenen, meten en schatten

1 / 20
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Rekenen, meten en schatten

Slide 1 - Slide


In de komende lessen gaan we alle rekenonderwerpen, die je voor het CSE en SE43 moet kennen, kort herhalen

Slide 2 - Slide

Vuistregels (uit je hoofd leren)
een man 1,80m lang
 loopsnelheid 5km/ uur
een stap 75 cm
 fietssnelheid 15 tot 20 km/uur
een verdieping 3m hoog
een deur 2m hoog
afstand over de weg 1,2 keer de afstand hemelsbreed

Slide 3 - Slide

Henk en Irma gaan samen op een loopvakantie. Ze lopen elke dag van 9.00 tot 16.30 uur. ze houden 1 uur en 3 kwartier pauze. Hoeveel dagen lopen ze over een afstand van 221 kilometer?
A
7 dagen
B
8 dagen
C
9 dagen
D
2 weken

Slide 4 - Quiz

Eenheden omrekenen

 

Moet je uit je hoofd

kennen en kunnen toepassen

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Geen macht?

factor 10

Slide 8 - Slide

Geen macht?

factor 10

Slide 9 - Slide

Oppervlakte?

factor 100

bovenin een 2, dus 2 nullen

Slide 10 - Slide

Inhoud?

factor 1000

Bovenin een 3, dus 3 nullen

Slide 11 - Slide

Dit is ook inhoud,

dus factor 1000

Slide 12 - Slide

hoeveel flesjes shampoo van 230 ml, kan een bedrijf vullen uit een voorraadvat van 12
m3
A
693245
B
52
C
3481
D
52173

Slide 13 - Quiz

Rekenen met eenheden van tijd

voorbeeld:      27,4 uren is


27,4 : 24 = 1,14...... dagen, dus 1 dag
1,14..... - 1 = 0,14...... (let op, laat je antwoorden staan op de RM)
0,141...... x 24 = 3,4 uur, dus 3 uur
3,4 - 3 = 0,4
0,4 x 60 = 24 minuten
Dus antwoord: 1 dag, 3 uur en 24 minuten



Slide 14 - Slide

10000 uur =
.....jaar........,dagen en ........uur
A
3 jaar, 62 dagen en 28 uur
B
27 jaar, 4 dagen en 10 uur
C
1 jaar, 51 dagen en 16 uur
D
416 jaar, 6 dagen en 6 uur

Slide 15 - Quiz

Eenheden van gewicht
1 ton = 1000 kilogram (kg)
1 kilogram = 1000 gram (g)
1 gram = 1000 milligram (mg)



Slide 16 - Slide

Eenheden van snelheid
kilometer per uur (km/u)
meter per seconde (m/s)

km/u = m/s x 3,6
m/s = km/u : 3,6


Slide 17 - Slide

Een schaatser heeft een eindtijd op de 5 kilometer van 6:31,92.

Wat was zijn gemiddelde snelhei in km/u?
A
45,9 km/u
B
34,2 km/u
C
kun je niet weten
D
38,7 km/u

Slide 18 - Quiz

Afronden
je kijkt naar het eerste decimaal dat je weglaat
-is dat 0, 1, 2, 3, of 4 dan blijft het getal ervoor gelijk
- is dat 5, 6, 7, 8 of 9 dan wordt het getal ervoor één hoger

0,4669836 afronden op 2 decimalen wordt 0,47
0, 4669836 afronden op 5 decimalen wordt 0,46698





Slide 19 - Slide

Grote getallen
1 duizend = 1.000
1 miljoen = 1.000.000
1 miljard = 1.000.000.000
1 biljoen = 1.000.000.000.000
1 biljard = 1.000.000.000.000.000




Slide 20 - Slide