Kennismaken met een woondiensten centrum

1 / 78
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 3

This lesson contains 78 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Opdracht 2 
Bekijk de film in Boom beroepsonderwijs.
 Maak de vragen a+b+c+d

Slide 5 - Slide

Tekstbron 2

Multifunctioneel gebouw
De mensen , hebben vaak bewust gekozen voor de mogelijkheid om gebruik te maken van extra zorg, van verpleging of van de diensten in het gebouw. 

Slide 6 - Slide

Aanspreek titel
Dit betekent dat als een bewoner of buurtbewoner gebruikmaakt van fysiotherapie hij ‘zorgvrager' of ‘patiënt’ is. Bij de wasserijservice of kapper spreek je van ‘klant’ en bij het restaurant van ‘gast’ of ‘klant’.

Slide 7 - Slide

Extramurale zorg 
Extra murale zorg:de bewoners kunnen op verzoek extra verzorging of verpleging krijgen. Een vorm van zorg die 'van buiten komt', meestal van een organisatie voor thuiszorg.

Slide 8 - Slide

Intramurale zorg
Zorgvragers die in een verpleeghuis wonen krijgen zorg van medewerkers die in het verpleeghuis werken. Die vorm van zorg 'binnen de muren van de instelling' 

Slide 9 - Slide

Extra voorzieningen
In een woondienstengebouw bevinden zich meestal een huisartsenpost, apotheek, fysiotherapeut, kapper, wasserijservice, een restaurant en een recreatieruimte. In een dienstengebouw kan ook de kinderopvang onderdak krijgen.

Slide 10 - Slide

Restaurant
Een restaurant in een woondienstencentrum heeft vaak naast een restaurantgedeelte een eetcafé en enkele zalen voor activiteiten. De gasten komen uit de buurt en uit de seniorenappartementen. Er komen gasten met allerlei culturele en godsdienstige achtergronden. Doordat de meeste gasten op leeftijd zijn of lichamelijke en/of geestelijke beperkingen hebben, heeft het restaurant een ruim aanbod van diëten. Maar ook andere wensen worden graag mogelijk gemaakt.

Slide 11 - Slide

Keuken
In de keuken heeft een chef-kok de leiding over de koks en leerling-koks. In het restaurantgedeelte heeft een supervisor-restaurant de leiding over de assistent food- & beverage manager, de afdelingsmanager-zalen en de bediening. Als het druk is, worden meestal oproepkrachten ingeschakeld.

Slide 12 - Slide

Vrijwilligers
Vrijwilligers helpen om gasten die slecht ter been zijn op te halen bij hun woning en na afloop van een maaltijd of activiteit weer terug te brengen.

Slide 13 - Slide

Maak de opdrachten
Opdrachten a t/m f

Slide 14 - Slide

Opdr 4: Stappenplan 
Bij het werken in de keuken en het restaurant gebruik je stappenplannen. Om bij het koken en serveren niets te vergeten, is het handig om daarvoor een eigen stappenplan te hebben.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Maak je eigen Stappenplan Koken en serveren. Begin in deze lesbrief met het onderdeel serveren:

kijk naar voorbeelden van stappenplannen die je regelmatig gebruikt
maak een indeling voor jouw stappenplan
vul de stappen in als je aan de taken werkt die over serveren gaan
denk aan foto’s of tekeningen ter verduidelijking
zet voor iedere stap een hokje of je iets hebt gedaan
gebruik maximaal 1 A4-tje voor het serveren
denk aan punten als hygiëne, veiligheid en ergonomie.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Taak 2 Brunch
In deze taak:

maak je een tekening van verschillende snijvormen
vul je een bestellijst en een kookplan in voor brunchgerechten.


hoe je hartige broodjes met garnering klaarmaakt
hoe je mousse als nagerecht bereidt.

Slide 19 - Slide

Wat leer je?
waarvoor je bindmiddelen gebruikt
hoe je soep bereidt
hoe je hartige broodjes met garnering klaarmaakt
hoe je mousse als nagerecht bereidt.

Slide 20 - Slide

Lees de tekst en beantwoord de vragen

a t/m d

Slide 21 - Slide

Opdr 3 Bindmiddelen

Slide 22 - Slide

Er zijn verschillende manieren om een gerecht te binden:


binden met een roux
binden met zetmeelhoudend bindmiddel
binden met gelatine
binden met ei
binden met vermicelli.

Slide 23 - Slide

Textbron 14 

Binden en bindmiddelem

Slide 24 - Slide

Tekstbron 13 

Snijtechnieken

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Drie snijtechnieken

Snijden doe je niet alleen om producten te verkleinen. Vaak snij je de producten omdat je ze een mooie vorm wilt geven. Koks gebruiken voor deze vormen Franse benamingen. Deze vaktermen kom je veel tegen.
En julienne, en brunoise, en chinoise.


Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Maak de vragen van Taak 2

Slide 29 - Slide

Taak 3

Slide 30 - Slide

Wat is een roux?
A
manier van binden met boter en bloem
B
manier van binden met gelatine
C
manier van binden met maïzena
D
manier van binden met vermicelli of rijst

Slide 31 - Quiz

Snijtechnieken:
Wat houdt de snijtechniek Chinoise in?
A
Reepjes
B
Blokjes
C
Ruitjes

Slide 32 - Quiz

Wat is GEEN snijtechniek?
A
Julienne snijden
B
Brunoise snijden
C
Snipperen
D
Mise-en-place maken

Slide 33 - Quiz

Snijtechnieken
A
Chinoise
B
Ciseler
C
Hacher
D
Hacher finement

Slide 34 - Quiz

Hoe heet deze snijtechniek?
A
Snipperen
B
Julienne
C
Brunoise
D
Chinoise

Slide 35 - Quiz

Wat leer je?
waarom goede voorbereiding in het restaurant belangrijk is
hoe je netjes een tafel opdekt en indekt
waarom het belangrijk is dat je gasten informatie kunt geven over allergenen.

Slide 36 - Slide

Mastiek maken
Voordat je in het restaurant tafels kunt dekken, moet je ervoor zorgen dat het restaurant opgeruimd en schoon is. Dit heet in de horeca mastiek maken.

Slide 37 - Slide

Mise-en-place
het opdekken van de tafels
servetten vouwen
het poleren van glaswerk en bestek
het bijvullen van het menagesetje (peper- en zoutstelletje)
het klaarzetten van een rechaud: daarmee houd je gerechten warm.

Slide 38 - Slide

Wat is mice en place
A
inrichten
B
Afruimen
C
gereedmaken van alles wat voor de bereiding van gerechten nodig is.
D
gereed maken van alles wat voor het restaurant nodig is.

Slide 39 - Quiz

Wat is mastiek maken in een restaurant ?
A
Grote Voorbereidende werkzaamheden zoals Stofzuigen of vegen.
B
Werkzaamheden in een restaurant.
C
MEP
D
Opruimen na een drukke lunche

Slide 40 - Quiz

wat hoort niet bij mastiek maken?
A
stofzuigen
B
tafels schoonmaken
C
vensterbanken schoonmaken
D
tafel dekken

Slide 41 - Quiz

Voedings gewoonten
Sociale functie

Slide 42 - Slide

Allergenen
Wat zijn allergenen?
koken met allergenen

Slide 43 - Slide

De NVWA


De NVWA (nederlandse Voedsel en WarenAutoriteit) controleert de veiligheid van voedsel. Ze controleren bijvoorbeeld fabrieken, slachterijen, restaurants en het eten op evenementen.


Slide 44 - Slide

Veilig voedsel
Voedselvergiftiging = infectie die optreedt door het eten van voedsel dat is besmet met chemische stoffen, bacteriën of andere ziekteverwekkers 

Slide 45 - Slide

3.6. Etiketten



Andere onderdelen die op het etiket voor kunnen komen:
E-nummers



Slide 46 - Slide

Tekstbron 32
Lees tekstbron 32 
Etiketten op voedingsmiddelen

Slide 47 - Slide

Een brunch
Plan maken voor lunch/brunch/high tea etc.
Datums inplannen.
Vorig jaar bespreken, hoe hadden we het toen aangepakt

Slide 48 - Slide

Wat leer je?
  • dat planmatig en hygiënisch werken in de keuken belangrijk is
  • hoe je bij het bereiden van gerechten een werkplan en recepten gebruikt
  • dat je door terugkijken op jouw werkzaamheden tot verbeterpunten komt.

Slide 49 - Slide

Taak6 
Een dag menu voorbereiden


  • hoe je rekening houdt met voedingswensen
  •       waarvoor je verschillende bereidingstechnieken gebruikt

Slide 50 - Slide

Slide 51 - Slide

Voedingsgewoonte
Betekent wat je wel en niet eet, en hoe je dingen klaarmaakt

 Nederland veel graan producten bij het ontbijt
Engeland worstjes, bonen , eieren en spek
Voedingsgewoonten zijn ook afhankelijk van de welvaart, cultuur en geloof




Slide 52 - Slide

Sociale functie: samen met mensen eten verhoogt de gezelligheid

Voedingsgewoonten zijn ook afhankelijk per land , per  cultuur 
en bevolkings groepen

Slide 53 - Slide

Voedingspatroon
Hoe vaak en hoe laat je per dag eet
In Nederland is de gewoonte om 3 x per dag te eten om 18.00 de warme maaltijd
In Spanje om 20.00 de warme maaltijd ivm de warme temperatuur.

Slide 54 - Slide

Slide 55 - Slide

Vegetariër 
Vegetariërs zijn mensen die niets eten waarvoor dieren zijn gedood. Zij eten dus geen vlees en vis.

Vegetariërs eten veel plantaardige producten, zoals granen, peulvruchten, noten, groenen en fruit. Daarnaast gebruiken ze vleesvervangers en melkproducten.

Slide 56 - Slide

Veganisten
Veganisten gebruiken helemaal geen dierlijke producten.


 Zij drinken bijvoorbeeld geen melk en dragen geen leren schoenen en geen wollen truien.

Slide 57 - Slide

Vegetariër/ Veganistisch
Wat eet een veganist?
A
Groenten, fruit en vis
B
Alleen groenten, noten en vruchten, plantaardige producten
C
Geen groenten en fruit of ei
D
Geen producten van gedode dieren

Slide 58 - Quiz

Welke maaltijd is geschikt voor een veganist?
A
Broodje met halal shoarma.
B
Gegrilde spies met champignons, paprika en ananas.
C
Kipsaté met friet.
D
Salade met walnoten en geitenkaas.

Slide 59 - Quiz

Een veganist eet geen..
A
Vlees
B
Kwark
C
Eieren
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist

Slide 60 - Quiz

Mag een veganist dit drinken?

A
JA
B
NEE

Slide 61 - Quiz

Een ..... is WAT je gewend bent te eten en HOE je gewend bent te eten
A
voedingsstof
B
voedingspatroon
C
voedingsgewoonte
D
voedingsmiddel

Slide 62 - Quiz

Een goed voedingspatroon voor een dreumes is
A
2 hoofdmaaltijden en niet meer dan 4 tussendoortjes
B
3 hoofdmaaltijden en niet meer dan 4 tussendoortjes
C
3 hoofdmaaltijden en niet meer dan 5 tussendoortjes
D
1 hoofdmaaltijd en niet meer dan 5 tussendoortjes

Slide 63 - Quiz

Wat wordt bedoelt met een voedingspatroon?
A
De eetgewoonten van iemand
B
Dat wat je op een dag mag eten
C
voeding dat je in de supermarkt kan kopen
D
wat je moet eten volgens de voedingswijzer

Slide 64 - Quiz

Biologisch eten
Mensen die biologisch eten, hebben de overtuiging dat de mens en het milieu sterk met elkaar zijn verbonden. 

Zij kiezen voor voeding die zorgt voor een gezond lichaam en houden bij hun keuze van voeding rekening met het milieu.


Slide 65 - Slide

Is biologisch eten net zo gezond/veilig als niet-biologisch eten?
A
Ja
B
Nee

Slide 66 - Quiz

Wat maakt biologisch eten biologisch?
A
er worden geen bestrijdingsmiddelen gebruikt
B
er worden alleen 100% gecontroleerde bestrijdingsmiddelen gebruikt
C
wordt niet in kassen verbouwd
D
is nooit van dieren

Slide 67 - Quiz

Moet een fabrikant op zijn producten de allergenen vermelden ?
A
Ja, altijd
B
Nee
C
Soms

Slide 68 - Quiz

Een allergeen is
A
Voedingsstof waar je een allergische reactie van krijgt
B
Een ander woord voor allergie
C
Een medicijn dat een reactie verminderd
D
Verzonnen woord

Slide 69 - Quiz

welke allergeen zit er in satésaus?
A
Aardappel
B
Pinda
C
Avocado
D
Knolsoort

Slide 70 - Quiz

Wat doet een allergeen?
A
Wekken allergische reacties op bij bepaalde mensen
B
Wekken allergische reacties op bij iedereen

Slide 71 - Quiz

Wat betekent mise en place
A
uithalen
B
opruimen
C
voorbereidingen treffen
D
snijtechnieken in het frans

Slide 72 - Quiz

Wat is poleren?
A
tafel dekken
B
afwassen
C
glanzend maken van glas en bestek
D
opruimen

Slide 73 - Quiz

In welke volgorde moet je poleren?
A
Bestek- glazen- borden
B
Glazen- bestek- borden
C
Borden- glazen- bestek
D
Glazen- borden- bestek

Slide 74 - Quiz

Wat betekent het woord voedingsgewoonte?
A
Dat is de manier waarop je eet
B
Bepaalde manier van eten en manier waarop je eten klaar maakt
C
De producten die je dagelijks eet
D
Een schema van het eten dat je elke week eet

Slide 75 - Quiz

Voedingsgewoonte
A
De tijden waarop je eet op een dag.
B
Gewone voeding die je koopt in de winkel.
C
Een bepaalde manier van eten of het klaarmaken van eten.
D
Dingen die je niet mag eten.

Slide 76 - Quiz

Wat bedoelt men met een voedingspatroon?
A
De eetgewoonten van iemand.
B
Wat je op een dag mag eten.
C
Voeding dat je in de supermarkt kunt kopen.
D
Wat je op een dag moete eten volgens de voedingswijzer.

Slide 77 - Quiz

Een ..... is WAT je gewend bent te eten en HOE je gewend bent te eten
A
voedingsstof
B
voedingspatroon
C
voedingsgewoonte
D
voedingsmiddel

Slide 78 - Quiz