herhaling verbanden H2 en 4

Herhaling van verschillende verbanden
1 / 22
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling van verschillende verbanden

Slide 1 - Slide

In deze les herhalen we wat je moet weten van verschillende verbanden voor SE 42 en het CSE

Slide 2 - Slide

Variabele
  • Variabele is het getal dat steeds kan veranderen ( de letters of woorden in de formule)

  • Inkomsten in € = 4,50 + 3,43t
Variabelen zijn: inkomsten in € en t

Slide 3 - Slide

Lineair verband
  • H = 20 + 3a  

H = hoogte in cm, a = afstand in cm


  • Begingetal = 20
  • Stapgrootte = 3

Slide 4 - Slide

Van tabel naar formule
variabele onder = begingetal +/- stapgrootte x variabele  boven

begingetal = het getal wat in de tabel onder de 0 staat

stapgrootte = (toename onder): (toename boven)

Slide 5 - Slide

Van lineaire tabel naar formule

In de tabel hiernaast is het beghingetal 5 (staat onder de nul). Onder komen er steeds 10 bij, boven stappen van 1. De r.c. is dus 10:1 = 10

De formule wordt nu dus:

Aantal = 5 + 10 t

Slide 6 - Slide

Van grafiek naar formule
variabele vert. = begingetal +/- stapgrootte x variabele hor. 

begingetal = snijpunt met de y-as

stapgrootte = (verschil verticaal) : (verschil horizontaal)

Slide 7 - Slide

Vergelijkingen oplossen
met grafieken (alleen als ze er al zijn)

balansmethode (als het lineaire vergelijkingen zijn)

inklemmen (als de andere methodes niet kunnen)

Slide 8 - Slide

Balans methode
  1. vergelijking opschrijven
  2. letters naar links
  3. getallen naar rechts
  4. delen door het getal voor de letter
  5. antwoord opschrijven

Slide 9 - Slide

Inklemmen
  • doorgaan tot je het juiste getal gevonden hebt

  • invoer en uitkomst opschrijven

  • let op het aantal decimalen


  • áltijd één getal erboven en één eronder uitrekenen


Slide 10 - Slide

Gelijkwaardige formules

Om erachter te komen of twee formules gelijkwaardig zijn, vul je in beide formules twee keer hetzelfde getal in.


Als de uitkomst beide keren hetzelfde is, zijn de formules gelijkwaardig

Slide 11 - Slide

Wortelformules

let op de haakjes onder de wortel bij het invoeren op je rekenmachine



voor het tekenen van de grafiek, maak een tabel

hoogte=4a

Slide 12 - Slide

Machtsformules
    Hoogte in m = 

    • Grafiek tekenen: tabel maken, assenstelsel tekenen met alle informatie en punten invullen.
    14+2,5t5

    Slide 13 - Slide

    Exponentieel verband

    • Aantal =

    • Exponentiële groei omdat de  variabele een exponent is

    • Groeifactor, met welk getal je het begingetal vermenigvuldigt als de tijd 1 toeneemt


    begingetalgroeifactort

    Slide 14 - Slide

    Toename 

    Oppervlakte = 
    Hoeveel komt erbij op de 15e dag?
    Dus tussen t= 14 (8 192) en t =15 (16 384)

    16 384 - 8 192 = 8 192 
    Dus op de 15e dag komt er 8 192           bij 


    0,52t
    dm2

    Slide 15 - Slide

    Van % naar groeifactor

    • Rente is 3,5%
    • Na 1 jaar heb je 103,5%
    • Groeifactor is 103,5 : 100 = 1,035

    • Aantal panda's neemt 8,5% per jaar af
    • Na 1 jaar zijn er 91,5% 
    • Groeifactor is 91,5 : 100 = 0,915

    Slide 16 - Slide

    Van groeifactor naar %

    • Groeifactor is 1,035
    • Na 1 jaar heb je 1,035 x 100 = 103,5
    • Rente is 103,5 - 100 = 3,5%

    • Groeifacor is 0,915
    • Na 1 jaar heb je 0,915 x 100 = 91,5
    • Percentage is 100 - 91,5 = 8,5%

    Slide 17 - Slide

    Verdubbelingstijd en halveringstijd

    • Verdubbelingstijd: de tijd die nodig is om het begingetal te verdubbelen
    • Halveringstijd: de tijd die nodig is om het begingetal te halveren

    Bereken je meestal met inklemmen, let dan op het aantal decimalen waarop je  moet afronden. 

    Slide 18 - Slide

    Omgekeerd evenredig verband

    • Uren vakkenvullen =                     als er in totaal 24 uren zijn

    • Bedrag per leerling =                    als de bus €600 in totaal kost

    • Delen door een variabele 

    • Grafiek is een hyperbool, in een tabel is boven x onder voor alle vakjes gelijk

    aantal24
    aantal600

    Slide 19 - Slide

    Periodiek verband

    In een periodiek verband is spraken van een schommeling om een horizontale evenwichtstand met een vaste periode.


    Het aantal periodes per tijdseenheid heet een frequentie 


    Voorbeelden: trillingen, hoogte van een ventiel bij een rijdende  fiets, eb en vloed.

    Slide 20 - Slide



    Slide 21 - Slide

    Slide 22 - Slide