De toekomende tijd - future > herhaling leerjaar 1

Grammar - future
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Grammar - future

Slide 1 - Slide

Future tense:
de toekomstige tijd

Het is dus nog niet gebeurd

Slide 2 - Slide

Verschillende vormen
Will future

To be going to future

Slide 3 - Slide

Wat is de future tense?

Slide 4 - Slide

Opdracht (in tweetallen):

Zoek het verschil op tussen de will future en de to be going to future

Slide 5 - Slide

Elk tweetal geeft hier antwoord op de vraag: wat is het verschil tussen de will future en de to be going to future?

Slide 6 - Open question

Will-future:
When we make predictions:
It will be a nice day tomorrow.


To mean want to or be willing to:
I hope you will come to my party.

To make offers and promises:
I'll see you tomorrow.


To talk about offers and promises:
Tim will be at the meeting.

Slide 7 - Slide

To be going to-future:

To talk about plans and intentions:
I’m going to drive to work today.


They are going to move to Manchester.

When we can see that something is likely to happen: 
Be careful! You are going to fall.


Look at those black clouds. I think it’s going to rain.

Slide 8 - Slide

Will + hele ww
- iets aanbieden, beloftes, aankondigingen en besluiten.
- een voorspelling zonder bewijs.

Gebruik will + hele werkwoord
Ontkenning: will + not = won't
Vraag: will vooraan. Bij I en we gebruik je shall in een vraag.

Slide 9 - Slide

To be going to + hele ww
- iemand is iets wel/niet van plan in de toekomst.
- voorspelling doen met bewijs.

am/are/is + going to + hele ww
ontkenning: am/are/is + not
vraag: vorm van 'to be' vooraan zetten (am/are/is).

Slide 10 - Slide

In welke tijd staat deze zin?
We played football yesterday.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 11 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
I walk to school every day.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 12 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Ilias says he will help us with our homework.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 13 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
My grandmother was very hungry during World War II.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 14 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
My mother will be so angry when I get home...
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 15 - Quiz

In welke tijd staat deze zin?
Tomorrow you are going to make a test.
A
Tegenwoordige tijd
B
Verleden tijd
C
Toekomende tijd

Slide 16 - Quiz

Wat ging goed met het oefenen?

Slide 17 - Open question

Wat vereist extra aandacht na deze uitleg?

Slide 18 - Open question