In de vorige les heb je de voorbereidingen gedaan voor het schrijven van een sprookje. Je hebt bedacht:
- Wie de hoofdpersonen zijn (goed en slecht persoon).
- Wat de eigenschappen van de hoofdpersonen zijn.
- Hoe het sprookje begint
- Hoe het sprookje eindigt
- Wat is het moraal/ de wijze les in het sprookje
- En nagedacht over: wie - waar - wanneer - wat - waarom - hoe.