2.1 Stoffen in huis

• Nask / Techniek
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1,2

Nask

Doelen

• Je kunt 4 stofeigenschappen benoemen.
  
• Je kunt per stofeigenschap enkele voorbeelden geven.
  
• Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan     zijn.
• Je herkent gevarensymbolen.
  
• Je kunt het verschil aangeven tussen H- en P- zinnen.
  

2.1 Stoffen in huis

Waar denk jij aan bij ......

stoffen in huis?

stoffen in huis

Stofeigenschap(pen)

Eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen, bijvoorbeeld: smaak (suiker) en geur (benzine).

Geef zelf ook nog eens drie van dergelijke voorbeelden!

Pictogrammen

Wellicht ben je ook weleens de oude pictogrammen tegen gekomen. 

Waarom maakt bijvoorbeeld de overheid filmpjes zoals je hier net zag?

Hoeveel procent van de mensen werken dagelijks met gevaarlijke stoffen op hun werk?

1. ongeveer 10%
2. ongeveer 35%
3. ongeveer 50 %
4. ongeveer 70%

Wat is geen beschermingsmaatregel voor een gevaarlijke stof?

1. een bril
2. een gasmasker
3. oordoppen
4. handschoenen

Wat betekent dit pictogram

1. giftig
2. brandbaar
3. ongevaarlijk
4. verboden te gebruiken

Wat is de betekenis van dit
pictogram?

1. giftig
2. schadelijk
3. brandbaar
4. onbekende stof

stofeigenschappen van suiker zijn

1. wit en zoet
2. kleur en gewicht
3. geur, kleur en smaak
4. kleur en smaak

Wat vond je van deze paragraaf?

1. makkelijk
2. beetje makkelijk
3. beetje moeilijk
4. moeilijk

aan de slag!

maken opdracht 1 t/m 10 van de (digitale) opdrachten

   rood = geen geluid  (iedereen is stil)

   oranje = geen geluid  (docent beantwoord vragen)

   groen = zacht geluid (Je mag fluisterend overleggen met 

                    buren)

Huiswerk

Maken opdracht 1 t/m 10 ONLINE !

Wat je nu al gemaakt heb kun je online controleren of je het goed gemaakt heb. 

Niet online gemaakt is huiswerk niet gemaakt!

Doelen:

• Je kunt 4 stofeigenschappen benoemen.
  
• Je kunt per stofeigenschap enkele voorbeelden geven.
  
• Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
  
• Je herkent gevarensymbolen.
  
• Je kunt het verschil aangeven tussen H- en P- zinnen.
  

volgende keer

paragraaf 2.2

zuivere stoffen en 

mengsels