This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
De past simple ( verleden tijd ) gebruik je voor situaties/gebeurtenissen die in het verleden gebeurd zijn en nu zijn afgelopen.
I worked in the supermarket yesterday.
Hoe vorm je de past simple?
2 manieren.
1. bij regelmatige werkwoorden > werkwoord + ed
work > worked
Soms verandert de spelling van een werkwoord als je hier -ed achter zet.
- werkwoord dat eindigt op medeklinker + y > y verandert in ie.
study > studied
- korte werkwoorden van één lettergreep met een korte klinker (a,e,i,o,u) > medeklinker verdubbelt.
stop > stopped / grab > grabbed
De tweede manier om een werkwoord in de vt te zetten:
2. een onregelmatig werkwoord in de juiste vorm zetten.
Onregelmatige werkwoorden zijn werkwoorden die veranderen zodra je ze in de verleden tijd zet of er een voltooid deelwoord van maakt.
to be - was/were - been
Dit jaar leer je alle onregelmatige werkwoorden.
Voor de verleden tijd gebruiken we de tweede vorm van deze werkwoorden.
to be - was/were - been
He was at school yesterday.
We were late for school last week.
Achterin het tekstboek staat een lijst met onregelmatige werkwoorden op alfabetische volgorde > vanaf blz 213 TB.
Je krijgt van mij dezelfde lijst, maar dan in een volgorde die makkelijker is om te leren dan die uit het boek.
Deze lijst staat op Magister bronnen > onregelmatige werkwoorden.
Deze uitleg heb je nodig voor exercises 30 t/m 32 en 34.