Het oppervlak van het voedsel wordt vergroot. Waarom?
A
Speeksel werkt beter in op het voedsel
B
Het wordt niet vergroot
C
De dunne darm werkt beter
D
Dan werkt de dikke darm beter
Slide 12 - Quiz
De peristaltische bewegingen vinden plaats in .......
(meer antwoorden goed)
A
de mond en de dikke darm
B
de darmen
C
de maag en de
slokdarm
D
de mond en de maag
Slide 13 - Quiz
Als je op dezelfde snijplank eerst vlees snijdt en daarna sla, is er grote kans op:
A
Kruisbesmetting
B
Salmonella
C
Legionella
D
Bacteriën op het vlees
Slide 14 - Quiz
Benoem de onderdelen
A
nr. 8 de lever
nr. 3 de alvleesklier
B
nr. 5 dikke darm
nr. 6 de appendix
C
nr. 3 de endeldarm
nr. 5 de twaalfvingerige darm
D
nr. 8 de galblaas
nr. 6 de alvleesklier
Slide 15 - Quiz
Wat zijn mineralen en welke functie hebben ze?
A
Zouten, beschermende functie
B
Vitaminen, ze zijn bouwstoffen
C
Stenen, ze zijn reserve stoffen
D
Suikers, ze leveren energie
Slide 16 - Quiz
Welke twee functies heeft vet hoofdzakelijk?
A
Brandstof en reservestof
B
Bouwstof en beschermende stof
C
Beschermende stof en brandstof
D
Reservestof en bouwstof
Slide 17 - Quiz
Wat vertelt het bmi over je lichaam?
Slide 18 - Open question
Welke regels van de schijf van 5 ken je?
Slide 19 - Open question
De energiebehoefte tussen mensen verschilt. Hoe komt dat?
Slide 20 - Open question
De 5 verteringsklieren zijn:
Slide 21 - Open question
Verteringsklieren maken verteringssappen. Die zetten voedingsstoffen om in verteringsproducten Welke zijn de verteringsklieren?
(1 of meer antwoorden goed)
A
speekselkleren en maagsapklieren
B
de alvleesklier en de darmsapklieren
C
de lever
D
de galblaas
Slide 22 - Quiz
nr 1. Wat is de functie van maagzuur? nr 2. Wat doet maagsap? (1 of meer antw. goed)
A
nr 1. : Doden van bacteriën en ziekteverwekkers
B
nr 2. :Het verteert vet
C
nr 1. : Verteert koolhydraten
D
nr 2. :Beschermt de maag tegen maagzuur en
verteert eiwit
Slide 23 - Quiz
Welke eetstoornissen ken je?
Slide 24 - Open question
Wat klopt?
A
1 kcal = 420 kJ
B
1kJ = 4,2 kcal
C
1kcal = 42 kJ
D
1kcal = 4,2 kJ
Slide 25 - Quiz
In vitamines, mineralen en water zitten geen kcal. Karel eet 2 stroopwafels. Hardlopen kost ong. 450 kcal per uur Fietsen kost ong. 160 kcal per uur Karel loopt 15 min. hard en fiets 45 min. Heeft hij de stroopwafels verbrandt?
A
ja
B
nee
C
dat weet je niet want je weet niet hoe hard hij loopt
D
dat weet je niet want er zitten ook vezels in
Slide 26 - Quiz
Gal wordt gemaakt door dit orgaan:
A
De galblaas
B
De alvleesklier
C
De lever
D
De galklier
Slide 27 - Quiz
Welk 'vocht' wordt bij de voedselbrij gevoegd in de 12-vingerige darm?
Slide 28 - Open question
Slide 29 - Slide
Een voedingsmiddel verkleurt door jodium blauw/paars. Wat wordt aangetoond?
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel
Slide 30 - Quiz
Op volgorde nr. 4, nr. 5 en nr. 8:
A
lever, maag , luchtpijp
B
maag, lever, luchtpijp
C
maag, lever, slokdarm
D
lever, maag, slokdarm
Slide 31 - Quiz
Hoeveel kcal zit er ONGEVEER in 50 GRAM havermout
A
355
B
1493
C
746
D
177
Slide 32 - Quiz
Wat weet je over de oppervlakte van de dunne darm (en hoe komt dat)?
Slide 33 - Open question
Waarom is het handig dat de wand van de dunne darm zo dun is?
Slide 34 - Open question
Hoe moet een 'blindedarmontsteking' eigenlijk heten?
Slide 35 - Mind map
Oh, ik heb vast een gaatje ik heb heel veel pijn. Van buiten naar binnen is aangetast :
A
tandholte, glazuur, tandbeen
B
tandbeen, glazuur, tandholte
C
tandholte, tandbeen, glazuur
D
glazuur, tandbeen, tandholte
Slide 36 - Quiz
Hoe komt het dat we niet elke dag diarree hebben?
Slide 37 - Open question
Welk onderwerp vind je nog lastig? Wat ga je daaraan doen?