Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

Autisme

Autisme
wld
wld
1 / 29
next
Slide 1: Slide
MentorlesMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-6

This lesson contains 29 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Autisme
wld
wld

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Onderwerpen
1. Wat is autisme
2. Positieve kanten van autisme
3. Gedragskenmerken
4. Wat is overprikkeling
5. Autisme 4 typen
6. Hersenen: Theory of Mind - Centrale coherentie - Executieve functies (Geef me de 5)
7. Tips voor docenten
8. Voorvalrapport
9. Klokhuis over autisme (2)
10. Ervaringen

Slide 3 - Slide

Wat is autisme
Autisme of ASS kun je aan de buitenkant niet zien.  
Het zit in je hoofd en heeft invloed op de
informatieverwerking en daarmee op het 
dagelijks functioneren.
Normaal: informatie wordt aan elkaar gekoppeld en verwerkt.
Er volgt een reactie.
Autisme: losse informatie wordt verwerkt.
Er volgt een andere reactie.

Slide 4 - Slide

Autisme: De wereld voelt vaak chaotisch en onvoorspelbaar
Autisme:  Het anders waarnemen van informatie heeft invloed op de ontwikkeling van: 

Iemand met autisme heeft natuurlijk ook sterke kanten! 

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Gedragskenmerken

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Autisme 4 typen
Niet gericht op anderen, geen behoefte aan contact. Reageert vaak niet op uitnodiging van een ander.
Wel behoefte aan contact maar onderneemt zelf geen actie. Reageert wel op uitnodiging
Behoefte aan contact. Dit gebeurt op een 'onhandige' manier
Reageert star, formeel en wat ouderlijk. Sluit daarmee niet aan bij leeftijds- genootjes. 
Overmatig beleefd.

Slide 9 - Slide

Hersenen

Informatieverwerking verloopt anders bij mensen met autisme. 

Er zijn drie verklaringsmodellen.

Slide 10 - Slide

1. Theory of mind
Om effectief te kunnen communiceren en samenwerken is het van belang te kunnen inleven in een andere persoon en emoties te herkennen. 
Voor veel jongeren met autisme gaat dit niet altijd vanzelf.

Kun inschatten 
of begrijpen
wat hier speelt?
'normaal mens doet veel ervaring op
iemand met autisme veel minder!

Slide 11 - Slide

Een winkel met feestartikelen, iemand met autisme kan denken: 

Slide 12 - Slide

'Normaal' worden er in de hersenen verbindingen gemaakt en worden betekenissen opgelslagen. 
Bij autisme worden er geen (veel minder) verbiningen gelegd. Het zijn allemaal losstaande waarnemingen.

gevolg:
2. Centrale coherentie

Slide 13 - Slide

3. Executieve functies

Kunnen plannen en organiseren 
is van groot belang bij het volgen 
van onderwijs.


Zwakkere executieve functies zijn van invloed op studeren.

Slide 14 - Slide

Als je naar de winkel moet....
Bij autisme zijn de stapjes niet automatisch in het hoofd aanwezig. Daarom kosten veel bezigheden veel meer tijd of lukt het niet.  

Op tijd op school zijn ..... noteer de stapjes.

Slide 15 - Slide

Als je huiswerk moet doen, heb je veel vaardigheden nodig

Slide 16 - Slide

Tips voor docenten (1)

Slide 17 - Slide

Tips voor docenten (2)

Slide 18 - Slide

Tips voor docenten (3)

Slide 19 - Slide

Tips voor docenten (4)

Slide 20 - Slide



- Geef 'ik' boodschappen, benoem gewenst gedrag
- Communiceer positief:  vaak snapt de leerling 
   kritiek niet (wordt niet gekoppeld)
- Boosheid geeft extra prikkels en chaos in het
   hoofd, het wordt niet begrepen.  Benadruk het
   positieve.
- Lange verhalen zorgen voor teveel  prikkels.
- Ze zullen (vaak tevergeefs) hun best doen erbij te horen. Als 
  dat niet lukt kan dit de nodige frustratie geven met 
  bijbehorend “verkeerd “gedrag. 
- Maak het doel duidelijk, geef 1 opdracht.
- Klassikale instructie begrepen? Vaak is verlengde instructie
   noodzakelijk. 
- Maak communicatie visueel (foto, afbeelding, tekening).
- Doet de leerling niet wat je wilt: Bedenk / vraag of de leerling
   de opdracht goed begrepen heeft.
- Lichaamstaal / jouw mimiek wordt niet begrepen.
- Leerling denkt vaak zwart - wit.
- Geef meer verwerkingstijd en evt.  ruimte  voor een time-out
- Noteer altijd gesprekspunten bij het plannen v.e. gesprek.
- Start met een inleidend zinnetje zodat de leerling de 
   aandacht kan richten .
 - Praat evt. wat langzaam (bij leerling met tragere 
    verwerkingstijd).
- Gebruik bij herhaling dezelfde bewoordingen (anders denkt 
   de leerling dat het een nieuwe/andere boodschap is).
- Praat kalm/duidelijk, wees direct, kort, geef een simpele 
   boodschap, concreet en  niet dubbelzinnig.
- Zie je zelf een plaatje voor je wat je wilt zeggen? (leerlingen 
   zijn vaak beelddenkers).
- Gebruik GEEN: zometeen, straks, misschien, ongeveer:
   Zeg bijv.: Ik kom nadat ik Jort heb geholpen.
- Verwijs NIET naar je eigen gevoelens (snapt de leerling niet).
- Eis GEEN oogcontact (leer de leerling tussen de 
   wenkbrauwen te kijken). Vaak kijkt de leerling weg om zich 
   te kunnen concentreren.
 - Niet willen/kunnen kan niet snappen hoe/wat wie etc. zijn.
Tips voor docenten (5)

Slide 21 - Slide

Gebruik geen vage open vragen. Op een vraag als “Waarom doe je dat?”, kan het kind geen antwoord geven. 

De leerling heeft vaak geen
idee welke informatie je van hem verlangt. 

Vraag liever Wat er gebeurde, Wie er bij betrokken waren en Wanneer het gebeurde. 

Laat de leerling eventueel een 
voorvalrapport invullen.

Bespreek dit en eindig met de vraag: 
Wat ga je de volgende keer doen om herhaling te voorkomen?

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Ervaringen


1. PDD-NOS : Lisette en Jeffrey
2. Roosterwijzigingen
3. Planning

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Link

Slide 27 - Link

Slide 28 - Link

Slide 29 - Link