What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO
menu
Lessons
Search
Yvonne Wielaard
2MH N&Z/Bi
D2BTh5 Relaties en seksualiteit
Relaties-Seksualiteit - Oefenvragen
oefentoets B1 en B2
oefentoets B1 en B2
De schaamlippen bij een vrouw zijn
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
geen geslachtskenmerken
D
alleen de man heeft schaamlippen
1 / 48
next
Slide 1:
Quiz
Biologie
Middelbare school
vmbo k, g, t, mavo
Leerjaar 2
This lesson contains
48 slides
, with
interactive quizzes
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
De schaamlippen bij een vrouw zijn
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
geen geslachtskenmerken
D
alleen de man heeft schaamlippen
Slide 1 - Quiz
Aan welke geslachtskenmerken kun je het verschil zien tussen jongens en meisjes?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundarie geslachtskenmerken
D
Aan geen van beiden
Slide 2 - Quiz
De brede heupen en okselhaar zijn...
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 3 - Quiz
De borsten van de vrouw zijn
A
primaire geslachtskenmerken
B
secundaire geslachtskenmerken
C
geen geslachtskenmerken
D
primaire en secundaire geslachtskenmerken
Slide 4 - Quiz
Primaire geslachtskenmerken
ontstaan in de puberteit?
A
juist
B
onjuist
Slide 5 - Quiz
De penis en de balzak zijn...
A
Primaire geslachtslenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 6 - Quiz
Wanneer kun je de primaire geslachtskenmerken bij de mens zien?
A
Vanaf de geboorte
B
Tijdens de puberteit
C
Als de mens volwassen geworden is
D
Deze zie je niet
Slide 7 - Quiz
In de puberteit verander je,
dit komt door....
A
De groeispurt
B
Hormonen
C
School
D
de primaire geslachtskenmerken
Slide 8 - Quiz
Hormonen zijn:
A
Regelstoffen
B
Voedingsbestanddelen
C
Geslachtskenmerken
D
hormoonklieren
Slide 9 - Quiz
In welke levensfase beginnen de voortplantingsorganen te functioneren en komen de secundaire geslachtskenmerken tot ontwikkeling?
A
Schoolkind
B
Volwassene
C
Pubertijd
D
Adolescent
Slide 10 - Quiz
Dat je soms onzeker bent over hoe je met je klasgenoten moet omgaan, komt door ....
A
sociale veranderingen
B
geestelijke veranderingen
C
lichamelijke veranderingen
D
geen enkele verandering
Slide 11 - Quiz
Aan welke geslachtskenmerken kun je het verschil zien tussen jongens en meisjes?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
C
Primaire en secundarie geslachtskenmerken
D
Aan geen van beiden
Slide 12 - Quiz
Waar zorgt testosteron
(een hormoon) voor?
A
Dekkingsdrift en secundaire geslachtskenmerken
B
Primaire geslachtskenmerken
Slide 13 - Quiz
De brede heupen en okselhaar zijn...
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secundaire geslachtskenmerken
Slide 14 - Quiz
Wat klopt er NIET
A
Je wordt geboren met primaire geslachtskenmerken
B
primaire geslachtskenmerken krijg je in de puberteit
C
een secundair geslachtskenmerk is baardhaar
D
vagina en de penis zijn primaire geslachtskenmerken
Slide 15 - Quiz
Secundaire geslachtskenmerken bij meisjes ontstaan onder invloed van oestrogenen
(een hormoon)
A
juist
B
onjuist
Slide 16 - Quiz
Dat je soms onzeker bent over hoe je je voelt en hoe je denkt, komt door ....
A
sociale veranderingen
B
geestelijke veranderingen
C
lichamelijke veranderingen
D
geen enkele verandering
Slide 17 - Quiz
Wanneer kun je de primaire geslachtskenmerken bij de mens zien?
A
Vanaf de geboorte
B
Tijdens de puberteit
C
Als de mens volwassen geworden is
D
Die zie je nooit
Slide 18 - Quiz
Welke veranderingen
zijn er in de puberteit?
A
Geestelijke
B
Lichamelijke
C
Sociale
D
A, B en C zijn allemaal goed
Slide 19 - Quiz
Wat is de groeispurt
A
Snelle groei van geslachtsdelen
B
Snelle groei van je lichaam
Slide 20 - Quiz
In de pubertijd
Wat is NIETwaar?
A
krijg je meer een eigen mening
B
wil je vaak graag ergens bijhoren
C
ga je anders om met vrienden dan vroeger
D
ben je super zeker van jezelf op alle gebieden
Slide 21 - Quiz
Waar worden zaadcellen gemaakt?
A
Teelballen
B
Bijballen
Slide 22 - Quiz
Voortplantingsorganen van een man, wat doet de zaadleider?
A
Slaat zaadcellen op
B
Vervoert de zaadcellen
C
Ontstaan zaadcellen
D
Voegen zaadvocht toe
Slide 23 - Quiz
Teelbal
Prostaat
balzak
Urinebuis
Endeldarm
Zaadleider
Slide 24 - Drag question
nr 3 en 4
A
3: voorhuid 4: prostaat
B
3: eikel 4: urineblaas
C
3: eikel 4: prostaat
D
3: voorhuid 4: urineblaas
Slide 25 - Quiz
Vervoert de urine vanuit de nieren naar de (urine)blaas.
Slaat de urine tijdelijk op
Via deze buis verlaat urine het lichaam
Urineleider
Urineblaas
Urinebuis
Slide 26 - Drag question
nr 5 en 6
A
5: prostaat 6: zaadblaasje
B
5: zaadblaasje 6: prostaat
C
5: bijbal 6:zwellichaam
D
5: zwellichaam 6: bijbal
Slide 27 - Quiz
nr 7 en 8
A
7: urinebuis 8: bijbal
B
7: zaadblaasleider 8: eikel
C
7: zaadleider 8: teelbal
D
7: urinebuis 8: teelbal
Slide 28 - Quiz
nr 6
A
voegt vocht toe aan sperma
B
verzamelplaats voor sperma
C
verzamelplaats voor urine
D
zwelt op bij opwinding
Slide 29 - Quiz
nr 7
A
vervoert urine
B
vervoert vocht
C
vervoert vocht met sperma
D
vervoer spermacellen
Slide 30 - Quiz
Bijbal
A
produceren zaadcellen
B
produceren vocht
C
produceren sperma
D
slaat zaadcellen op
Slide 31 - Quiz
nr 1
A
vervoert urine
B
slaat urine op
C
verzamelbuis voor spermacellen
D
vervoert vocht naar vochtblaasjes
Slide 32 - Quiz
Zaadcellen worden tijdelijk opgeslagen in de
A
Teelballen
B
Bijballen
Slide 33 - Quiz
Waaruit bestaat sperma?
A
uit zaadcellen
B
uit zaadvocht
C
uit zaadcellen en zaadvocht
D
uit zaadcellen en urine
Slide 34 - Quiz
Hoe groot is de penis van Nederlandse volwassen mannen gemiddeld als hij stijf is?
A
zo groot als een augurk (6 tot 10 cm.)
B
zo groot als een snack komkommer (10 tot 16 cm.)
C
zo groot als een courgette (15 tot 20 cm.)
D
zo groot als een komkommer (20 tot 25 cm.)
Slide 35 - Quiz
De zaadblaasjes en prostaat maken
A
Vocht
B
Urine
C
Zaadcellen
D
Eicellen
Slide 36 - Quiz
In de penis zitten spieren
A
Juist
B
Onjuist
Slide 37 - Quiz
Waardoor ontstaat er een erectie?
A
Doordat er bloed in het zwellichaam van de penis wordt gepompt
B
Doordat er sperma in het zwellichaam van de penis wordt gepompt
C
Doordat er zaadcellen in het zwellichaam van de penis wordt gepompt
D
Doordat er zaadvocht in het zwellichaam van de penis wordt gepompt
Slide 38 - Quiz
Met welk nummer is het deel aangegeven dat de penis in erectie brengt?
A
nummer 2
B
nummer 3
C
nummer 5
D
nummer 6
Slide 39 - Quiz
onderdelen van de penis die zich met bloed kunnen vullen en zo een erectie veroorzaken
A
Eikel
B
Balzak
C
Zwellichamen
D
Prostaat
Slide 40 - Quiz
De functie van teelballen
A
opslaan van zaadcellen
B
belangrijk voor het krijgen van een erectie
C
toevoegen voedingsstoffen aan sperma
D
produceren van zaadcellen
Slide 41 - Quiz
De urinebuis vervoert
A
urine en sperma
B
alleen urine
C
alleen sperma
D
bloed
Slide 42 - Quiz
Wat is de voorhuid en waar zit deze?
A
een kleine snede in de balzak
B
huid om de balzak
C
huidplooi om de eikel
D
besneden eikel
Slide 43 - Quiz
Een zaadleider vervoert
A
urine en zaadcellen
B
urine
C
bloed
D
zaadcellen
Slide 44 - Quiz
In de bijballen worden
A
zaadcellen geproduceerd
B
zaadcellen opgeslagen
C
urine opgeslagen
D
bloedcellen gemaakt
Slide 45 - Quiz
De prostaat voegt vocht toe aan de zaadcellen
A
Waar
B
Nietwaar
Slide 46 - Quiz
Zelfbevrediging die kan leiden tot een orgasme heet
A
masturbatie
B
ejaculatie
C
een stijve
D
opzwellen
Slide 47 - Quiz
Sperma bestaat uit
A
zaadcellen en vocht uit de urinebuis en prostaat
B
zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en prostaat
C
zaadcellen en vocht uit de zaadblaasjes en balzak
D
zaadcellen, vocht en voedingsstoffen uit de zaadblaasjes en vocht uit de prostaat
Slide 48 - Quiz