Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

2B Th5 B6 Zwanger geboorte - oefenvragen

D2BTh5 
 B6:  Zwangerschap en geboorte
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

D2BTh5 
 B6:  Zwangerschap en geboorte
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

Wat weet je (al) van de zwangerschap en de geboorte?

1. Welke veranderingen in het lichaam van de vrouw vinden plaats tijdens de zwangerschap?

2. Welke delen van de baarmoeder staan in contact met met de embryo?

3. Wat zijn de functies en kenmerken van de baarmoeder met de embryo?

4. Welke 3 fasen van de geboorte ken je?

Slide 2 - Slide

Wordt een vrouw tijdens de zwangerschap ongesteld?
A
ja
B
nee

Slide 3 - Quiz

Als je de pil slikt kun je
niet zwanger worden
A
klopt niet, ook als je de pil volgens voorschrift slikt kun je zwanger worden
B
Je mag de pil maximaal 1 x vergeten, bij vaker ben je niet meer voldoende beschermd
C
klopt, mits je hem volgens het voorschrift gebruikt.
D
Je mag de pil maximaal 3 x vergeten, bij vaker ben je niet meer voldoende beschermd

Slide 4 - Quiz


Waarvoor dient de opbouw van het baarmoederslijmvlies?
A
Om bevruchting mogelijk te maken
B
Om innesteling mogelijk te maken
C
Om menstruatie mogelijk te maken
D
Om de ovulatie mogelijk te maken

Slide 5 - Quiz

Ontsluiting
Uitdrijving
Nageboorte
Baarmoederhals wordt wijder
Kind wordt naar buiten geperst
Placenta en vruchtvliezen verlaten het lichaam

Slide 6 - Drag question


In welke periode vindt waarschijnlijk ovulatie plaats?
A
In de periode van dag 1 tot dag 3
B
In de periode van dag 13 tot dag 15
C
In de periode van dag 26 tot dag 28
D
Dat weet je niet, dat is elke 4 weken weer helemaal anders

Slide 7 - Quiz

In de afbeelding zijn de veranderingen in het baarmoederslijmvlies van een zwangere vrouw gedurende een periode van 6 weken schematisch weergegeven.

In welke periode heeft de innesteling plaatsgevonden?
A
In periode P
B
In periode Q
C
In periode R
D
Tussen dag 28 en 35

Slide 8 - Quiz


nr. 1
A
moederwand
B
placenta
C
vruchtvlies
D
ovulatie

Slide 9 - Quiz


Wat gaat via nr. 1
van de embryo terug naar de moeder?
A
afvalstoffen
B
koolstofdioxide
C
zuurstof
D
A en B

Slide 10 - Quiz


nr. 3
A
baby
B
zygote
C
moeder
D
embryo

Slide 11 - Quiz


In welk deel vindt de innesteling van de bevruchte eicel plaats?
A
nr. 1
B
nr. 5
C
nr. 4
D
daar staat geen nummer bij

Slide 12 - Quiz


nr. 4
A
placenta
B
zygote
C
vruchtvlies
D
baarmoederwand

Slide 13 - Quiz


nr. 5
A
placenta
B
vruchtwater
C
vruchtvlies
D
baarmoedervocht

Slide 14 - Quiz


nr. 2
A
vruchtvlies
B
placenta
C
navelstreng
D
moederkoek

Slide 15 - Quiz


Wat gaat via nr. 2 naar de embryo?
A
zuurstof
B
voedingsstoffen
C
afvalstoffen
D
Antwoord A en B

Slide 16 - Quiz

Welke fasen zijn er bij de bevalling?
1. uitdrijving
2. ontsluiting
3. nageboorte

A
1 , 2, 3
B
1, 2, 3,
C
2, 1, 3
D
1, 3, 2

Slide 17 - Quiz

Al vroeg in de ontwikkeling van een embryo van de mens wordt het hart gevormd. Hieronder staan twee beweringen over dit hart.
1. Door dit hart stroomt bloed dat afkomstig is van het embryo en bloed dat afkomstig is van de moeder.
2.Het hart pompt bloed door het embryo en door een deel van de placenta.
Welke van de beweringen is (zijn) juist?
A
geen van beide beweringen
B
alleen bewering 1
C
alleen bewering 2
D
beide beweringen

Slide 18 - Quiz


Een zwangere vrouw neemt een geneesmiddel in. Dit geneesmiddel komt via haar bloed in de foetus terecht. Op welke van de genummerde plaatsen komt het geneesmiddel van het bloed van de moeder in het bloed van de foetus terecht?
A
Op plaats 1
B
Op plaats 2
C
Op plaats 3
D
Op plaats 4

Slide 19 - Quiz

Drie beweringen over de betekenis van het vruchtwater voor het embryo.

1. Door vruchtwater wordt het embryo beschermd tegen schokken.
2. Uit het vruchtwater neemt het embryo de benodigde zuurstof op.
3. In het vruchtwater kan het embryo zich bewegen.

Welke beweringen is (zijn) juist?
A
1 en 2
B
1 en 3
C
2 en 3
D
Alle

Slide 20 - Quiz


In de afbeelding is een deel van de placenta met een deel van de
navelstreng schematisch getekend.

Bloedvat P:

P
A
is zuurstofrijk, bevat veel afvalstoffen
B
is zuurstofrijk, bevat weinig afvalstoffen
C
is zuurstofarm, bevat veel afvalstoffen
D
is zuurstofarm, bevat weinig afvalstoffen.

Slide 21 - Quiz

De geboorte van een kind begint met samentrekking van spieren in de baarmoederwand. Hoe heten deze samentrekkingen?
A
ontsluiting
B
weeën
C
uitdrijving
D
nageboorte

Slide 22 - Quiz


Tijdens welke fase van de geboorte
scheuren de vruchtvliezen en loopt het vruchtwater weg?
(soms gebeurt het eerder)
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 23 - Quiz


Tijdens welke fase verlaat de placenta het moederlichaam?
A
weeën
B
na de geboorte (nageboorte)
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 24 - Quiz



Welke fase van de geboorte
zie je op de afbeelding?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 25 - Quiz

Zet in de juiste volgorde:
1. uitdrijving
2. ontsluiting
3. nageboorte
4. innesteling
A
1 - 2 - 4 - 3
B
4 - 1 - 2 - 3
C
4 - 2 - 1 - 3
D
2 - 1 - 4 - 3

Slide 26 - Quiz

Wat is een embryo
A
een kindje dat zich nestelt in de baarmoeder
B
een kindje dat zich ontstaat in de eileider
C
een kindje dat geboren is
D
een kindje dat zich ontwikkelt in de baarmoeder

Slide 27 - Quiz

Als een baby gaat huilen, weet men dat de ademhaling tot stand is gekomen
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 28 - Quiz

Weeën zijn samentrekkingen van de spieren in de baarmoederwand
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 29 - Quiz

1. Vruchtvliezen zijn vliezen om het embryo en vruchtwater heen.
2. De functie van de vruchtvliezen: Zij beschermen de embryo tegen uitdroging, stoten en wisselingen in temperatuur
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 30 - Quiz

1. Placenta: Deel van de baarmoederwand waar bloed in bloedvaten van het embryo vlak langs het bloed van de moeder stroomt.

2. Functie van de placenta:
Het embryo neemt hieruit voeding en zuurstof op
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 31 - Quiz

1. ovulatie 2. bevruchting
3. bevruchte eicel groeit uit tot een klompje cellen
4. innesteling
5. de embryo ontwikkelt zich
6. weeën 7 bevalling
zet in 
de juiste volgorde
A
1-2-3-4-5-6-7
B
2-1-3-4-5-6-7
C
1-2-4-3-5-6-7
D
2-3-1-4-5-6-7

Slide 32 - Quiz