Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

Bloedsomloop

Bloedsomloop
Transport van het bloed
1 / 37
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Bloedsomloop
Transport van het bloed

Slide 1 - Slide

Samenstelling van het bloed
Bloed bestaat uit bloedlichaampjes. 

Rode bloedlichaampjes zijn platte schijfjes en de witte bloedlichaampjes zijn groter en onregelmatig. De bloedplaatjes zitten in de rode bloedlichaampjes. Al deze onderdelen zweven in bloedplasma.

Slide 2 - Slide

Rode bloedcellen
Bevatten hemoglobine dat zuurstof en koolstofdioxide kan binden. De functie van de rode bloedcellen: transport van zuurstof en koolstofdioxide 

Slide 3 - Slide

Kenmerken rode bloedcellen

  • Ronde schijfjes
  • Licht ingedeukt
  • Geen celkern
  • Zuurstof transport
  • 5.000.000 per mm3
  • Bevat rode kleurstof
  • Hemoglobine

Slide 4 - Slide

Goed om te weten
Pus: een mengsel van dode witte bloedcellen gedode bacteriën.
Etter: is een ander woord voor pus
Hemoglobine: een stof is die rode bloedcellen maakt
Trombose: een ander woord voor een bloedprop (door bloedstolling) in een bloedvat.

Slide 5 - Slide

Goed om te weten
Rode bloedcellen: hebben geen celkern, net als bloedplaatjes.
Bloedstolling: wordt veroorzaakt door bloedplaatjes en een stof in je bloedplasma.
Witte bloedcellen: hebben wel een celkern en kunnen door de wand van haarvaten door.

Slide 6 - Slide

Bloedstolling 1/2
De bloedplaatjes kleven aan de beschadigde bloedvatwand en vormen een bloedpropje.

Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen m.b.v. stollingsfactoren in het bloedplasma een keten van reacties op gang. 

Slide 7 - Slide

Bloedstolling 2/2
Uiteindelijk leidt dit ertoe dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine.

Fibrine vormt een netwerk van draden dat de wond afsluiten (bloedstolsels).

Slide 8 - Slide

De bloedsomloop
De mens heeft een dubbele bloedsomloop: dat wil zeggen dat het bloed per omloop twee keer door het hart stroomt.

Daarnaast is er een grote en een kleine bloedsomloop.

Slide 9 - Slide

De bloedsomloop
Kleine bloedsomloop: de rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen. Vanuit de longen stroomt het bloed naar de linkerhelft van het hart.

Grote bloedsomloop: van de linkerhelft van het hart wordt het bloed het hele lichaam doorgepompt en weer terug naar de rechterhelft van het hart. 

Slide 10 - Slide

Dubbele en enkelvoudige bloedsomloop

Dubbele: hart - longen - hart - lichaam

Enkelvoudige: hart - kieuwen - lichaam

Slide 11 - Slide

3 type bloedvaten
1. Zuurstofrijk bloed stroomt vanuit het hart naar de slagaders.

2. Vanuit de slagaders stroomt het bloed naar de haarvaten. Daar wordt zuurstof afgegeven aan cellen van organen en spieren.

3. Vanuit de haarvaten stroomt het bloed naar de aders. Via de aders stroomt het bloed terug naar het hart. 

Slide 12 - Slide

Bloedvaten
Slagaders: aanvoerende vaten. (spieren in de wand)
Aders: afvoerende vaten. (kleppen, druk slagaders en skeletspieren).
Haarvaten: uitwisseling weefsel en bloed

Slide 13 - Slide

Slagader vs Aders
Slagader:
- Voert het bloed weg van het hart
- Lichaamsslagaders bevatten zuurstofrijk bloed
- Hebben een hogere bloeddruk
- Hebben een actieve spierwand
- Hebben geen kleppen
- Het bloed loopt er snel en stootsgewijs doorheen
- Hebben een voelbaar hartritme
Aders:
- Voert het bloed naar het hart
- Lichaamsaders bevatten zuurstofarm bloed
- Hebben een lagere bloeddruk
- Hebben geen gladde spieren in de wand
- De meeste hebben een terugslagklep
- Het bloed stroomt traag
- Hebben geen voelbaar hartritme

Slide 14 - Slide

Hart- en vaatziekten (1/2)
Aderverkalking: het vernauwen van een bloedvat door vetachtige stoffen, zoals cholesterol. 

Hartinfarct: afsterven van (een deel) de hartspier, door verstopping van de kransslagader. 
 


Slide 15 - Slide

Hart- en vaatziekten (2/2)
Bypass: een kunstmatige omweg in een bloedsomloop

Dotteren: de vernauwing in de kransslagader wordt opgerekt met een soort ballonnetje
 


Slide 16 - Slide

Bloeddruk en trombose
Hoge bloeddruk:
- Beschadiging van de bloedwanden
- Verhoogd risico op hart- en vaatziekten

Trombose:
- Kan zorgen voor bloedpropjes in het bloed
- Is een verstopt bloedvat, waarna weefsel afsterft. 

Slide 17 - Slide


Uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 18 - Quiz

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 19 - Quiz

Iemand met bloedarmoede heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 20 - Quiz


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 21 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
voedingsstoffen vervoeren

Slide 22 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Voedingsstoffen vervoeren

Slide 23 - Quiz

Hoe krijgen de nieren
zuurstofrijk bloed?
A
Door de nierader
B
Door de poortader
C
Door de nierslagader
D
Door de nierhaarvaten

Slide 24 - Quiz

Wat is de volgorde van de
grote bloedsomloop?
A
Rechter kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, linker boezem
B
Rechter kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, linker boezem
C
Linker kamer, aorta, organen en weefsels, onderste en bovenste holle ader, rechter boezem
D
Linker kamer, onderste en bovenste holle ader, organen en weefsels, aorta, rechter boezem

Slide 25 - Quiz

Welk van de volgende onderdelen van het bloed heeft geen vaste vorm?
A
bloedplaatjes
B
rode bloedcellen
C
witte bloedcellen
D
bloedplasma

Slide 26 - Quiz

Wat is de belangrijkste taak van de bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Vervoeren voedingsstoffen

Slide 27 - Quiz


Waar bestaat pus uit?
A
dode bacteriën en etter
B
dode witte cellen en etter
C
dode bloedplaatjes en rode bloedcellen
D
dode witte bloedcellen en bacteriën

Slide 28 - Quiz


Hebben bloedplaatjes een celkern?
Zo ja, hoeveel?
A
ja
B
nee
C
ja, 2 kernen in elk bloedplaatje
D
ja, 4 kernen in elk bloedplaatje

Slide 29 - Quiz


Wat is trombose?
A
een bloedvat
B
een prop in de luchtpijp
C
een prop in een bloedvat
D
een gescheurd bloedvat

Slide 30 - Quiz


Hoe loopt de kleine bloedsomloop
(heel kort)?
A
hart, longen, hart
B
hart, lichaam, hart
C
lichaam, hart
D
longen, hart

Slide 31 - Quiz


Welke drie soorten bloedvaten zijn er?
A
Aorta, slagaders en aders
B
Aorta, aders en haarvaten
C
Aorta, slagaders en haarvaten
D
Slagaders, aders en haarvaten

Slide 32 - Quiz


Bevatten slagaders zuurstofrijk bloed?
A
ja
B
nee
C
soms
D
Ze bevatten alleen heel veel koolstofdioxide

Slide 33 - Quiz

In welke bloedvaten is
de bloeddruk laag?
A
In haarvaten en aders
B
alleen in aders
C
alleen in haarvaten
D
alleen in slagaders

Slide 34 - Quiz


Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen
D
Alle organen voorzien van zuurstof, voedingsstoffen en koolstofdioxide

Slide 35 - Quiz

Bloedsomloop
Transport van het bloed

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Video