Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

D1BTh5 B4 Zien

D1BTh5 B4
Zien
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 68
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 68 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

D1BTh5 B4
Zien
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Slide

slakkenhuis
zenuw
oorschelp
trommelvlies

Slide 2 - Drag question

lens
iris
netvlies
zenuw

Slide 3 - Drag question

wenkbrauw
traanklier
traanbuis
pupil
wimper
iris
ooglid
harde oogvlies

Slide 4 - Drag question

Lens
Pupil
Pupil

Hoornvlies

Harde oogvlies
Vaatvlies
Netvlies
Glasachtig lichaam
Oogzenuw
Oogspier

Slide 5 - Drag question

Welke onderdelen van het oog ken jij?

Slide 6 - Open question

Wat leer je?
- Je kent de organen rond je oog en de functies daarvan

- Je kent de delen van het oog

- je kent de kenmerken en de functies van de delen van het oog
   Basisstof voor iedereen: Staafjes en kegeltjes slide 42

- Opstroomleerlingen verplicht: Staafjes/Kegeltjes v.a. slide 41
   


Slide 7 - Slide

Lezen en opdrachten maken


Handboek: Lezen blz. 15 en 16

Werkboek: Maak opdracht 12 t/m 15



Slide 8 - Slide

Welke organen rondom
het oog ken je?
(noem het oog niet)

Slide 9 - Open question


Wat is NIETWAAR over
traanklieren traanbuizen
en traanvocht
A
Traanbuizen vervoeren het traanvocht naar de neusholte
B
Traanklieren maken traanvocht, dat voorkomt het uitdrogen van de ogen
C
Traanvocht spoelt kleine vuiltjes of prikkelende stoffen weg
D
De traanklieren vervoeren het traanvocht naar de neusholte

Slide 10 - Quiz

Welke onderdelen van het oog zie je?

Slide 11 - Open question

Wat is de functie van de oogleden
als je bijv. op de fiets naar school komt

Slide 12 - Open question

Wat is de functie van je wimpers?

Slide 13 - Open question

De onderdelen van het oog

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Video

Harde oogvlies
4
Netvlies
5
Gele vlek
6
Oogzenuw
7
Blinde vlek
8
Glasachtig lichaam
9
Vaatvlies
10
Leesbandje, deze zit vast aan de .......
11
Lens
12
Hoornvlies
1
Iris
2
Pupil
13
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6.
3
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6.
3
Leer de onderdelen

Slide 16 - Slide

Harde oogvlies ook wel harde oogrok genoemd. Geeft stevigheid.
4
Netvlies. Omzetten van lichtprikkels in impulsen
5
Gele vlek. Plek met veel kegeltjes (kleur zien). Op deze plek probeer je het beeld op het netvlies te krijgen zodat je scherp ziet.
6
Oogzenuw. Stuurt impulsen (elektrische signaaltjes) naar de hersenen.
7
Blinde vlek. Dit is de plek waar de zenuw zit. Op deze plek bevinden zich geen kegeltjes of staafjes.
8
Glasachtig lichaam. Geeft stevigheid
9
Vaatvlies (bloedvaatjes). Voorziet het oog van zuurstof en voedingsstoffen en zorgt voor de afvoer van bijv. afvalstoffen
10
Lensbandje, deze zit vast aan de iris. De lens kan boller en platter worden.
11
Lens. Verkleint en draait het beeld om
12
Hoornvlies, licht doorlatend en beschermend. 

Extra info (niet leren): Het hoornvlies en de lens bevatten geen bloedvaten. Ze krijgt voedingsstoffen uit het 'kamerwater' dat zich direct achter het hoornvlies bevindt.
1
Iris. Regelt de hoeveelheid licht die in het oog valt. Geeft door kleurstoffen het oog kleur. Daardoor zie je de bloedvaatjes niet.
2
Pupil. Door de pupil komt het licht het oog binnen. Als je naar de pupil van een ander kijkt zie je het donkerste binnen van het oog. De grootte van de pupil wordt bepaald door de iris.
De pupil reageert ook op emoties: groter: verbaasd, blij - kleiner: grote schrik. De pupil kan er ook anders uitzien door medicijnen / drugs. 
13
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6. Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Oogspier zie je niet in de afbeelding. Er zijn er 6.
Je kunt daardoor naar boven, beneden, links, rechts en schuin rechts en links kijken.
3
Leer de functies van de onderdelen

Slide 17 - Slide

Leerdoel


Je kent de onderdelen het oog en de functies.

Je kunt uitleggen hoe je ziet. 

Slide 18 - Slide

De oogspieren

Je kunt je ogen in alle richtingen draaien. 
Naar links en naar rechts, naar boven en naar beneden.
We hebben eerder geleerd dat spieren alleen trekkrachten kunnen uitoefenen en niet kunnen duwen. 
Daarom heb je een spier om naar rechts te draaien en een andere om naar links te draaien. Je kunt ook schuin naar links en rechts boven en beneden kijken. 

In totaal zitten aan ieder oog zes spieren die de oogbewegingen regelen. Deze spieren zitten vast aan de oogbol (het oogwit - het harde oogvlies) én aan de schedel.

Slide 19 - Slide

in volgorde:
3 - 4 - 7 - 8
A
3 pupil - 6 hoornvlies 7 blinde vlek - 8 iris
B
3 lens - 6 vaatvlies 7 oogzenuw - 8 iris
C
3 lens - 4 netvlies 7 oogzenuw - 8 pupil
D
3 lens - 6 glasachtig lichaam 7 oogzenuw - 8 iris

Slide 20 - Quiz

In volgorde
1 - 9 - 10
A
1: hoornvlies 9: pupil 10: blinde vlek
B
1: harde oogvlies 9: vaatvlies 10: blinde vlek
C
1: harde oogvlies 9: iris 10: gele vlek
D
1: harde oogvlies 9: iris 10: blinde vlek

Slide 21 - Quiz


Nummer 6

(1 of meer antw. goed)
A
hier zie je het meest scherp
B
dit is de blinde vlek
C
in het centrum van het netvlies
D
dit is de gele vlek

Slide 22 - Quiz

Wat klopt?
De iris .....
(1 of meer antw. goed)
A
is het vaatvlies
B
is het regenboogvlies
C
is het netvlies
D
is het gekleurde deel van het oog dat je ziet

Slide 23 - Quiz

De functie van de oogspieren...

Slide 24 - Open question

De functie van het harde oogvlies

Slide 25 - Open question

De traanbuizen zorgen ervoor dat

Slide 26 - Open question

Wat is de pupil?

Slide 27 - Open question

Wat bevat het netvlies?

Slide 28 - Open question

Wat is de gele vlek?

Slide 29 - Open question

Hoe heet het deel dat de iris en de pupil beschermt?

Slide 30 - Open question

Welke onderdelen van het oog
ken je nu?

Slide 31 - Open question

Wat doen de gezichtszintuigcellen?

Slide 32 - Open question

Hoe noem je de plaats waar de oogzenuw het oog verlaat; (deze bevat geen gezichtszintuigcellen)

Slide 33 - Open question

Waarvoor zorgt de lens?

Slide 34 - Open question

De oogzenuw verbindt ........ met elkaar.

Slide 35 - Open question

Traanvocht is nuttig want

Slide 36 - Open question

5 x praktijk. De docent maakt 2-tallen.

1. Pupilreflex

2 en 3. Het netvlies - gele vlek - blinde vlek

4a en 4b. Gezichtsbedrog

5. Extra vraag

Slide 37 - Slide

Opdracht 1: Pupilreflex.
Leerling 1 houdt 2 ogen gesloten (evt. handen voor de ogen). Leerling 2 zit er tegenover en kijkt naar de ogen. Kijk naar de pupil van leerling 1 als deze de handen weghaalt/ de ogen opent. Wissel, nu kijkt leerling 1 in de ogen van leerling 2. Noteer allebei wat jullie waarnemen en hoe dat komt.  Laat je antwoord aan de docent zien.

Slide 38 - Slide

Opdracht 2: Het netvlies, de gele vlek en de blinde vlek. 
Sluit je linkeroog. Kijk vervolgens recht naar het plusteken en ga langzaam met je hoofd dichter naar het beeldscherm. Noteer wat je waarneemt. Leg uit hoe dit kan. Laat je antwoord aan de docent zien.

Slide 39 - Slide

Opdracht 3: 

Het netvlies, de gele vlek en de blinde vlek.
Laat je antwoord aan de docent zien.
Gebruik het filmpje van volgende slide!


In je schrift:
Noteer wat je waarneemt.
Leguit hoe dat komt. 

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Video

Leerdoel

Je kunt uitleggen waar de blindevlek en de gele vlek zich bevinden en hoe het zien werkt op die plekken.

Je kunt uitleggen welk rol de hersenen spelen bij gezichtsbedrog.

Je kunt uitleggen wat de pupilreflex is. 

Slide 42 - Slide

Opdracht 4a. 
Sluit je rechteroog en kijk naar de rode stip. Ga met je hoofd steeds dichter naar het beeld, houd je rechteroog daarbij gesloten en blijf met je linkeroog gefocust kijken naar de stip.
Noteer wat je waarneemt.  Leg uit hoe dat komt. Laat je antwoord aan de docent zien.


Slide 43 - Slide

4b.  Doe je linkeroog dicht, kijk naar het kruisje en kom dichterbij het scherm.
        Omschrijf wat er gebeurt. Leg uit hoe dit kan.
        Laat je antwoord aan de docent zien.

Slide 44 - Slide

5. Doe je linkeroog dicht, kijk naar het plus-teken. Beweeg je hoofd richting het beeldscherm. 
    Hoe komt het dat je in het dagelijkse leven geen last van de blinde vlek hebt?
    Laat je antwoord aan de docent zien.

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Link

Herhalen


Wil je de werking van het oog en de onderdelen nog een keer oefenen / leren? Klik dan op de link in de volgende slides. 

Slide 47 - Slide

Slide 48 - Link

Slide 49 - Link

Slide 50 - Link

Slide 51 - Link

Welk deel van het oog ken je?

Slide 52 - Mind map

Over welk deel van het oog
heb je nog vragen?

Slide 53 - Mind map

Leertip: Maak een schematisch begrippennet over 'het oog'

Slide 54 - Slide

Tip: Maak een begrippennet over het oog

Slide 55 - Slide

Test jezelf


Maak de test jezelf op de iPad

Slide 56 - Slide

Staafjes en kegeltjes
Basisstof         :  Slide 42 over staafjes en kegeltjes

Opstroomstof: Slide 42  t/m 44 over staafjes en kegeltjes.
(verplicht voor opstroomleerlingen)

Leuk om te doen: De praktijkopdracht 'De spooktulp'.


Slide 57 - Slide

Basisstof
Je weet waar de staafjes en de kegeltjes zich bevinden en wat dit betekent voor 'het zien'
Opstroomstof
Je weet waar de staafjes en de kegeltjes zich bevinden en wat dit betekent voor 'het zien'.
Je bestudeert de volgende slides. Je begrijpt en leert deze lesstof.

Slide 58 - Slide

Staafjes
Het oog heeft twee lichtreceptoren: de staafjes en de kegeltjes

De staafjes hebben een erg lage drempelwaarde en zijn dus zeer lichtgevoelig. Zó gevoelig zelfs dat ze bij daglicht te sterk geprikkeld worden en beschermd worden door een pigmentlaag. Bij weinig licht (in de schemering) kun je met de staafjes nog waarnemen. Met de staafjes kan je grijstinten waarnemen, maar geen kleuren. Staafjes leveren niet zo'n heel scherp beeld, doordat ze met meerdere aan een zenuwcel vastzitten, maar ze zijn wel erg gevoelig voor beweging. Roofdieren die goed in het donker zien, zoals katten, hebben dan ook bijna alleen maar staafjes. Het menselijk oog heeft er meer dan een 100 miljoen; ze bevinden zich vooral aan de buitenrand van het netvlies en niet in het midden. 

Slide 59 - Slide

 Kegeltjes

Het oog heeft twee lichtreceptoren: de staafjes en de kegeltjes
De kegeltjes zitten vooral in het midden van het netvlies, rondom de gele vlek. In de gele vlek zitten zelfs alleen maar kegeltjes. Eromheen is nog een vrij klein deel waar zowel kegeltjes als staafjes zitten. De kegeltjes hebben een hogere drempelwaarde dan staafjes. Ze hebben meer licht nodig om te kunnen werken (overdag). Met de kegeltjes kun je kleuren zien. Je hebt drie typen kegeltjes met elk hun eigen gevoeligheid: voor blauw, voor geelgroen en voor rood. De vele kleuren die je kunt zien, zijn vrijwel altijd mengkleuren, waarbij de drie typen in verschillende mate worden geprikkeld. Dat je met de zijkanten van je ogen geen kleuren ziet, merk je niet doordat de ogen voortdurend bewegen en de hersenen de kleuren aanvullen. De kegeltjes kunnen een heel scherp beeld doorgeven, doordat elk kegeltje apart verbonden is met een zenuwcel die het beeld doorgeeft. Wanneer je vanuit een lichte ruimte  in een donkere komt, zie je eerst niets, doordat de kegeltjes niet meer geprikkeld worden en de staafjes nog overbelicht zijn en hun pigmentbescherming moet nog 'uitgezet' worden. Pas na drie kwartier zijn je ogen volledig aangepast aan het donker. Als je uit het donker in het licht komt, gebeurt de aanpassing veel sneller. 
Op de plaats waar de oogzenuw met het netvlies verbonden is, zitten geen kegeltjes of staafjes. Dit is de blinde vlek. 
Als je met twee ogen kijkt, merk je niets van deze vlek, omdat je hersenen het beeld aanvullen. 

Slide 60 - Slide

Maak een verslag van dit onderzoek
Het verslag lever je in.

Slide 61 - Slide

Wist je dat...
....  Er maar weinig vrouwen kleurenblind zijn
....  Bruin de meest voorkomende kleur van de iris is? 
      Op nummer 2 staat blauw, laatste in de lijst is groen...
....  Je in totaal een half uur per dag met je ogen knippert? Als je met je ogen knippert, 
      glijden je oogleden bliksemsnel op en neer over de gevoelige bovenste laag van je
      oog. Tegelijkertijd wassen ze ziektekiemen en stoffen uit je ogen. Knipperen duur
      één-derde seconde.
....  Een insect weliswaar 2 ogen heeft, maar die bestaan op hun beurt weer uit 
      honderden kleine oogjes, die facetten heten. Waarschijnlijk ziet een insect de wereld 
      als een groot mozaïek van kleine plaatjes 

Slide 62 - Slide

Antwoorden
De antwoorden vind je op de volgende slides

Slide 63 - Slide

Uitleg: Gezichtsbedrog
Gezichtsbedrog is iets wat je met je oog wel ziet, maar waar je hersenen een andere betekenis aan geven. 

Je hersenen denken dat je iets ziet, maar in het echt is het anders. Er zat een opening tussen de 2 lijnen. 
Maar je hersenen 'denken daar anders over': 

Je hersenen bepalen dat je een lijn ziet. Ze vullen iets in. Dát signaal geven ze door.

Je ogen en hersenen werken hier dus niet goed samen door het plaatje.

Slide 64 - Slide

Geen last van de blinde vlek:
Wat het ene oog niet ziet, wordt voor een deel, door het andere oog wel gezien. Daardoor zie je het totale beeld.
Je hersenen vullen het stukje van de blinde vlek in.
Je hersenen doen dat zodanig dat de informatie die eromheen staat ook te zien is op de plek van je blinde vlek.


Slide 65 - Slide

Kegeltjes:
Uitleg
Spooktulp


Je ziet een lichtblauwe
bloem met een paarse steel voor het witte papier.
2

Slide 66 - Slide

Slide 67 - Slide

accommoderen

Slide 68 - Slide