Yvonne Wielaard
Docent N&Z en L.O. - mentoraat klas 1 VO

D1ATh3 B6: Dieren

D1ATh3 Ordenen
 B6: Dieren
1 / 63
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 63 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

D1ATh3 Ordenen
 B6: Dieren

Slide 1 - Slide

Leerdoel

1.  Je leert het dierenrijk in te delen in 7 stammen

2. Je leert van elke stam de kenmerken

3. Je leert van elke stam een paar voorbeelden te noemen



Slide 2 - Slide

Opdrachten (huiswerk)
Handboek:   Lezen blz. 80 en 84
                          Noteer de gekleurde woorden in je schrift.

Werkboek blz. 88 t/m 91

Maak opdracht: 19 t/m 24

Slide 3 - Slide

Dierlijke cel
Wat zijn de kenmerken?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video


Slide 6 - Slide

Neem dit schema over in je schrift, maak grote vakken
Vul in wat je nu weet, later ga je meer invullen

Slide 7 - Slide

Symmetrie

Het rijk van de dieren wordt onderverdeeld in stammen. Daarvoor wordt gekeken naar de symmetrie van een organisme en of het organisme een skelet heeft.

Een dier kan:
- niet-symmetrisch zijn 
of
- symmetrisch zijn (tweezijdig of veelzijdig)

Slide 8 - Slide

Symmetrie
Bestudeer een organisme. 
Bekijk of en hoe het symmetrisch is.
tweezijdig

Slide 9 - Slide

Veel dieren hebben stevige delen in het lichaam. Die delen geven naast stevigheid ook bescherming. 
Je noemt die delen 'het skelet'. Er zijn veel verschillende soorten van 'het skelet'. Soms zit het aan de buitenkant, dan noem je het een uitwendig skelet. Soms zit het aan de binnenkant, dan noem je het een inwendig skelet. 
Er zijn ook dieren die geen skelet hebben. Deze dieren leven meestal in het water.
Bijvoorbeelden van dieren zonder skelet zijn: de zee-anemoon of de kwal. 

Slide 10 - Slide

De stammen van het dierenrijk

Sponzen

Neteldieren

Ringwormen

Weekdieren

Geleedpotigen

Stekelhuidigen

Gewervelden

1. 
Hoe zit het met de symmetrie?
2.
Hoe zit het met het skelet?
3.
Waar leven ze meestal?
4.
Wat valt nog meer op?

Slide 11 - Slide

Sponzen

Kenmerken:


- niet symetrisch

skelet van stevige hoornstof

   tussen de cellen

zitten meestal vast op de 

   bodem van de zee

Slide 12 - Slide

Neteldieren

Kenmerken:

- veelzijdig symetrisch

- meestal geen skelet

- leven in water

vangen hun prooi met 

   tentakels

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Ringwormen

Kenmerken:

- Tweezijdig symmetrisch

geen skelet

lichaam is lang en dun 

- ze bestaan uit sigmenten

Bloedzuiger
Regenworm

Slide 16 - Slide

Weekdieren

Kenmerken:


- Tweezijdig symetrisch

- Meestal een schelp of huisje

   als skelet

Inktvis
Naaktslak
Mossel

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

B10 Geleedpotigen

Kenmerken:

- tweezijdig symetrisch

- het skelet is een pantser

1   insecten 

2  spinachtigen

3  kreeftachtigen (10 poten)

4  veelpotigen

Insect
6 poten
1
Spinachtigen
8 poten
2
Kreeftachtigen
10  poten
3
Veel potigen
veel poten (meer dan 10)
4

Slide 21 - Slide

Stekelhuidigen

Kenmerken:


- veelzijdig symetrisch

inwendig skelet (kalk)

- de huid is bedekt met stekels 

   of knobbels

- leeft op de bodem

   van de zee

Zee-egel
Zeester

Slide 22 - Slide

Gewervelden

Kenmerken:

- tweezijdig symetrisch

- inwendig skelet

1:   vissen 

2:  reptielen

3:  amfibiën

4:  vogels

5:  zoogdieren

Slide 23 - Slide

Nog verder indelen.....
De organismen worden nog verder ingedeeld.

Zo delen biologen organismen in die een soort vormen.

Als organismen tot een soort behoren kunnen ze vruchtbare nakomelingen krijgen. De nakomelingen kunnen zich dus voortplanten.

Slide 24 - Slide

                                                        Je kunt het dierenrijk indelen in 7 stammen. 
                                  Van elke stam kun je kenmerken en voorbeelden noemen.

Slide 25 - Slide

Waarom moeten dieren met een uitwendig skelet vervellen?

Slide 26 - Open question


Dit voorwerp is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 27 - Quiz


Dit voorwerp is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch

Slide 28 - Quiz


Dit voorwerp is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
tri-symmetrisch

Slide 29 - Quiz


Deze-egel is
A
niet symmetrisch
B
tweezijdig symmetrisch
C
veelzijdig symmetrisch
D
tri-symmetrisch

Slide 30 - Quiz


De functie van het skelet
A
stevigheid
B
bescherming
C
aanhechtingsplaats
D
A, B en C

Slide 31 - Quiz


De mier heeft een
A
uitwendig skelet (pantser)
B
inwendig skelet
C
geen skelet
D
skelet van hoornachtige stof

Slide 32 - Quiz


De zeester heeft een
A
uitwendig skelet (pantser)
B
inwendig skelet
C
kalkskelet
D
skelet van hoornachtige stof

Slide 33 - Quiz


De agapornis is
A
tweezijdig symmetrisch
B
eenzijdig symmetrisch
C
niet symmetrisch
D
veelzijdig symmetrisch

Slide 34 - Quiz

Gewerveld
Ongewerveld
Sleep naar het juiste vak

Slide 35 - Drag question


Het pekelkreeftje behoort tot de stam
A
neteldieren
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen

Slide 36 - Quiz


Het wandelend blad behoort tot de stam
A
gewervelden
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen

Slide 37 - Quiz


De aquariumslak behoort tot de stam
A
neteldier
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
stekelhuidigen

Slide 38 - Quiz


De zee-anemoon behoort tot de stam
A
neteldieren
B
weekdier
C
geleedpotigen
D
planten

Slide 39 - Quiz


Sponzen hebben
A
een inwendig skelet met wervelkolom
B
inwendig skelet van hoornstof tussen de cellen
C
uitwendig skelet
D
uitwendig skelet van een pantser

Slide 40 - Quiz


Met tentakels
A
zwemt een dier
B
vangt een weekdier zijn prooi
C
vangt een neteldier zijn prooi
D
spuit het dier een stof in de huid van zijn prooi

Slide 41 - Quiz


Als je de netelcellen van een kwal aanraakt gebeurt er wat!

A
de kwal zwemt met zijn harpoentje weg
B
de netelcellen zetten op en de tentakels vangen een prooi
C
de kwal vangt zijn prooi met zijn netelcellen
D
Een harpoentje schiet uit de netelcel en er wordt gif in de prooi gespoten

Slide 42 - Quiz

1. De geleedpotigen bevatten het grootste aantal
soorten (80 %)
2. 3 % van alle diersoorten behoort tot de
gewervelden
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 : waar 2: nietwaar
D
1: nietwaar 2: waar

Slide 43 - Quiz

Ringwormen
stam - symmetrie - skelet?

Slide 44 - Open question

Ringwormen
stam - symmetrie - skelet?

Slide 45 - Open question

Inwendig skelet

Slide 46 - Open question

Inwendig skelet

Slide 47 - Open question

Stekelhuidigen
stam - symmetrie - skelet?

Slide 48 - Open question

Uitwendig skelet

Slide 49 - Open question

Geleedpotigen
stam - symmetrie - skelet?

Slide 50 - Open question

Sponzen
stam - symmetrie - skelet?

Slide 51 - Open question

Niet symmetrisch
Wat betekent dat?

Slide 52 - Open question

Weekdieren
stam - symmetrie - skelet?

Slide 53 - Open question

Veelzijdig symmetrisch
Wat betekent dat?

Slide 54 - Open question

Neteldieren
stam - symmetrie - skelet?

Slide 55 - Open question

Tweezijdig symmetrisch

Slide 56 - Open question

Gewervelden

Slide 57 - Open question

Leerdoel


1.  Je weet en kunt uitleggen dat het dierenrijk in te delen is in 7 stammen

2. Je weet en kunt uitleggen wat de kenmerken zijn van elke stam

3. Je weet en kunt van elke stam een paar voorbeelden noemen



Slide 58 - Slide

Wat weet je over het rijk van de dieren?

Slide 59 - Mind map

Wat vind je nog lastig?
Hoe pak je dat aan?

Slide 60 - Mind map

Celdeling
Hoe deelt een cel zich?

Waarom is celdeling belangrijk?

Bekijk de twee filmpjes en noteer de belangrijkste informatie in je schrift. Vergelijk jouw informatie met minimaal 2 klasgenoten die dit ook hebben gemaakt.

Slide 61 - Slide

Slide 62 - Video

Slide 63 - Video